De Koninklijke Academie voor Schone Kunsten van Brussel heeft een opleiding Stedenbouw waar studenten van over de hele wereld de openbare ruimte leren vorm geven. Anne Desprechins en Alain Sieuw zijn de drijvende krachten achter de richting en dus praat ik met hen over de keuzes waar Brussel voor staat. Hoe maak je van je stad een plaats waar zowel bewoners als bezoekers zich goed voelen, hoe verhoog je de leefbaarheid van een wijk, hoe stem je de toegankelijkheid van je straten en pleinen af op mensen met een beperking én hoe zorg je ervoor dat dat alles er ook nog eens mooi uitziet…
Anne Desprechins: Als je de stad vorm wil geven, dan moet je ze als een geheel zien. Het heeft geen zin om links of rechts een spectaculaire ingreep te doen als die niet kadert in een totaalvisie. Daar is internationaal een consensus over ontstaan. Kijk maar in de gespecialiseerde boekhandels: er zijn momenteel meer boeken te vinden over landschaps- en omgevingsontwerpen dan puur over architectuur. Ook in de internationale wedstrijden zie je dat de landschapsarchitecten de teamleiders worden. Wij proberen die totaalvisie ook aan onze studenten bij te brengen. Dat is een van de redenen waarom onze opleiding zo in trek is bijvoorbeeld.
Alain Sieuw: Elders in Europa, in de grote Franse steden bijvoorbeeld, heeft men dat al veel langer begrepen. Daar zijn ze dat al op grotere schaal aan het uitvoeren in de herinrichting van sommige stadscentra. En met resultaat trouwens.
Bruno De Lille: Staan we in Brussel dan zo achter op dat vlak?
A.D.: Er is hier nog veel werk aan de winkel maar het is niet zo dat er nog niets gebeurd is. Hier in Brussel werken we bijvoorbeeld al een hele tijd met wijkcontracten. In eerste instantie alleen gebaseerd op huisvesting en de openbare ruimte in een bepaalde wijk maar intussen is er ook aandacht voor het sociale aspect en de milieu-impact. Dat is een goede zaak want het geeft je de kans om tot de totaalaanpak van de problemen in één wijk te komen. En als je dat in overleg met de bevolking aanpakt, dan heb je een goed instrument in handen.
B.D.L.: Dat klinkt mooi maar werkt het ook echt? Want men organiseert wel veel overleg maar als de resultaten van dat overleg de politieke verantwoordelijken niet aanstaat, worden ze gemakkelijk naast zich neergelegd. En dat geeft dan weer spanningen bij die bevolking.
A.D.: Het probleem is dat er in Brussel heel weinig mensen een echte visie op deze stad hebben. Er zijn amper politici die een weten waar ze op stedenbouwkundig of architecturaal vlak met dit gewest naar toe willen. In andere landen heb je in alle politieke partijen bevlogen mannen en vrouwen die dromen over hun ideale stad, die anderen daarover enthousiast proberen te maken en als ze kunnen zetten ze die dromen ook om in realiteit. Kijk bijvoorbeeld naar de manier waarop Bordeaux veranderd is. Men overstijgt daar ook de politieke tegenstellingen: Juppé, de rechtse burgemeester van Bordeaux, heeft iemand van de linkerzijde aangeworven om samen die stadsvernieuwing te realiseren. We hebben mensen nodig met een open geest, die zich ook laten inspireren door wat er elders al gelukt is.
A.S.: Het feit dat je hier 19 gemeenten hebt, is volgens mij toch ook een ernstige rem. Bordeaux en Lyon, steden die qua omvang met Brussel te vergelijken zijn, hebben op korte termijn heel veel in beweging gezet. Ze beslissen en vijf jaar later is het project afgerond, zien mensen het afgewerkte resultaat van de beslissingen. In Brussel sleept alles altijd jaren aan omdat er altijd wel een niveau is dat dwarsligt en zijn eigen kleine visie wil doorduwen. Alles is hier altijd het resultaat van compromissen. En dus krijg je op stedenbouwkundig vlak een enorme kakafonie, er is geen eenheid… Kijk alleen al maar naar de straatverlichting: er zijn gewestelijke wegen, gemeentewegen, privé-stukken en iedereen doet zijn eigen ding. Parijs heeft ook een ingewikkelde structuur maar je voelt dat er een lijn is uitgezet en dat geeft rust en een gevoel van schoonheid dat in Brussel ontbreekt.
B.D.L.: De laatste tijd merk je toch dat men dit ook op politiek vlak beseft. Met Groen hebben we er de ordonnantie mobiliteit doorgekregen die ervoor zorgt dat de gemeenten vanaf nu de gewestelijke mobiliteitsvisie moeten volgen, op het vlak van stedenbouw zie je hetzelfde gebeuren…
A.D.: Ik denk dat de bevolking op dat gebied nog steeds ver voorloopt op de politici. Je ziet tegenwoordig heel wat mensen die er bijvoorbeeld bewust voor kiezen om geen wagen te hebben. Niet omdat ze zich die niet kunnen permitteren maar omdat ze de leefbaarheid van de stad belangrijk vinden en zien welke impact die wagen heeft op hun directe omgeving. Die mensen wachten niet meer maar proberen zelf hun wereld te verbeteren. En dat gebeurt vaker en vaker. De meeste politici, ook de linkse niet, hebben helaas geen voeling met die beweging. Ze kijken ernaar en begrijpen niet wat er aan bet gebeuren is.
B.D.L.: Nu ze zullen het moeten begrijpen natuurlijk. Brussel groeit aan een snel tempo, de voorbije 10 jaar is de bevolking al met 180.000 mensen toegenomen en er komen er de volgende 10 jaar wellicht nog eens zoveel bij. We zullen gewoon niet meer op dezelfde manier kunnen verder doen.
A.D.: Inderdaad, we moeten Brussel dringend verdichten willen we al die mensen een plaats geven en toch de stad aangenaam houden. Dat is perfect mogelijk als men zou willen: in de dichtstbevolkte wijken van Brussel wonen 15.000 mensen per vierkante kilometer, in Parijs gaat het over het dubbele zonder dat de mensen de indruk hebben dat het onleefbaar wordt.
A.S.: Je moet het alleen doordacht doen. We zijn met onze studenten een tijd geleden een sociaal huisvestingsproject van Le Corbusier uit de jaren ’50 gaan bekijken. Al die jongeren zeiden dat ze graag in zo’n appartement zouden willen wonen: het gaf je het gevoel van ruimte, vol van licht, het was goed gebouwd, aangenaam… En nochtans waren ze erg klein en compact. Maar er was over nagedacht.
A.D.: En dat gebeurt bij ons te weinig. Men geeft voortdurend tegenstrijdige boodschappen. De politici geven aan dat we moeten verdichten maar de regelgeving maakt het onmogelijk. Probeer hier eens een huis van 400 m² te kopen en vraag dan of je het in twee wooneenheden mag opsplitsen. Ik wens je veel succes want het antwoord is bijna gegarandeerd negatief. Maar hoe kan je dan verdichten? Een woning van 400 m² in de stad is vandaag toch niet meer verdedigbaar? Bij nieuwbouw legt men normen op die onhaalbaar zijn: een eerste slaapkamer moet 14 m² groot zijn, de volgende 9 m². Dat bestaat nergens ter wereld. En zo wordt het kopen of bouwen van een huis of een appartement in Brussel voor veel mensen natuurlijk onbetaalbaar. Hetzelfde geldt voor sociale woningbouw. De vraag is enorm maar de overheden kunnen het zich financieel niet permitteren om voluit te gaan. Geen wonder als je weet dat de oppervlaktenormen hier 30% hoger liggen dan in Frankrijk.
B.D.L.: Maar waar doe je dat dan? Brussel is nu al vol, we kunnen toch moeilijk die paar parken die er zijn gaan volzetten met woontorens?
A.S.: Ik ben sowieso al niet zo’n voorstander van woontorens. Ze hebben veel nadelen en wegen op hun omgeving zodat het netto-resultaat ivm het aantal bewoners vaak tegenvalt. Kijk bijvoorbeeld naar de sociale woonblokken aan de Papenvest. Ik ben er van overtuigd dat je op dezelfde oppervlakte dezelfde hoeveelheid woningen kunt bouwen zonder aan hoogbouw te doen. Het zou een veel stedelijker resultaat opleveren, meer op mensenmaat ook. Maar zorg dan wel voor genoeg groen en rustplekken: een gedeelde tuin in het midden, dat soort dingen …
A.D.: Het kan bovendien niet de bedoeling zijn van te raken aan de parken en de groene of open ruimtes die er vandaag nog zijn. Wees creatief: als er nieuwe scholen of crèches gezet worden, waarom doen we dat dan niet in combinatie met appartementen? Waarom zouden we geen woningen bouwen boven op bedrijven of supermarkten? Stimuleer de gemeenten om dit soort oplossingen te zoeken. En geef premies aan de privé-eigenaars die zo’n initiatieven willen nemen. Ik denk dat men er klaar voor is. De architecten die ik ken zijn in elk geval overtuigd. Het is ook niet nieuw: we hebben in Brussel met de Martini-toren ooit een prachtig voorbeeld van zo’n gemengd project gehad. Maar we hebben hem afgebroken. Een echte schande.
B.D.L.: Dat klinkt goed maar als we dat willen invoeren, botsen we snel op praktische bezwaren. Een handelaar wil misschien wel bewoning boven zijn winkel maar is zelden bereid om een stuk van zijn etalage af te staan om daarvoor een aparte ingang te maken.
A.D.: Handelaars zijn wel vaker moeilijk te overtuigen. Nochtans is het ook in hun voordeel als er meer mensen in de buurt van hun winkels wonen. Die mensen zijn potentiële klanten en ze zorgen voor sociale controle. De overheid kan hier een belangrijke rol op zich nemen: men zou straat per straat moeten bekijken waar verdichtingsprojecten mogelijk zijn, of er geen gezamenlijke zij- of achteringangen voor woningen boven winkels kunnen gemaakt worden, of er geen groen binnengebied kan gecreëerd worden dat dan toegankelijk is voor de hele buurt, … Daarvoor moeten de ambtenaren van een dienst stedenbouw wel bereid zijn hun traditionele manier van werken los te laten, ze moeten als het ware gaan prospecteren in de wijken.
A.S.: De handelaars zijn jammer genoeg ook op mobiliteitsgebied erg conservatief. Ze denken nog altijd dat mensen sowieso een auto nodig hebben om te winkelen terwijl we intussen weten dat dat niet het geval is. Maakt men een voetgangersgebied, dan zie je dat de handel daar bijna altijd opleeft. Overal in Europa maakt men intussen dit soort keuzes. Als we met onze studenten op studiereis gaan, dan zien we overal van dat soort ingrepen en keuzes. Het is gewoon noodzakelijk om zo de stad weer adem te geven. Nu, uiteindelijk zal Brussel ook volgen, het zal gewoon niet anders kunnen.
B.D.L.: Jullie proberen jullie studenten inderdaad overal de interessante voorbeelden te laten zien, maar hoe kijken die studenten en vooral dan de internationale, naar Brussel?
A.D.: De studenten die bij ons komen studeren zijn sowieso geïnteresseerd in stedenbouw, in hoe je mensen kunt laten samenleven dus over het algemeen houden ze wel van Brussel.
A.S.: Ik hoor van mijn partner die aan de VUB doceert dat hij studenten heeft die nooit naar het stadscentrum afzakken. Ze zijn als de dood voor Brussel, leven in de waan dat het een levensgevaarlijke stad is. Onze buitenlandse studenten kijken met veel minder vooroordelen naar de stad. Ze amuseren zich hier, appreciëren het bruisende van Brussel ook. Van Franse studenten krijgen we bijvoorbeeld vaak te horen dat ze Brussel verkiezen boven Parijs, dat zijn mensen die na hun studies dan ook vaak bij ons blijven wonen.
B.D.L.: Waarom kiezen zij dan voor Brussel, wat vinden ze dan bij ons dat Parijs niet heeft?
A.S.: Brussel is leefbaarder. De stad is redelijk klein, je kunt alles te voet doen, de mensen zijn aanspreekbaar… Brussel heeft aan de ene kant alles in zich om een Europese grootstad te zijn maar blijft de aangename sfeer uitademen van een provinciestadje. En wat ook belangrijk is – zelfs al ervaren wij het soms anders – Brussel is erg goedkoop voor hen. Ze kunnen zich hier een veel rijker leven veroorloven dan in Parijs.
B.D.L.: Franse journalisten en kranten zijn anders niet zo lovend over onze stad.
A.S.: Dan gaat het vooral over de netheid en daar hebben ze een punt natuurlijk. Het kan hier soms erg vuil zijn. En dat zorgt ervoor dat je je minder op je gemak voelt, dat je je minder thuis voelt in je buurt. En het is duidelijk een mentaliteitsprobleem: ook in de betere buurten is bij ons minder proper dan in Nederland bijvoorbeeld. Mensen zijn in Nederland zo zuinig op hun buurt, zo respectvol voor hun leefomgeving. En hier… het is degoutant. Ik woon in Sint-Gillis en in mijn buurt zie ik elke dag een team van straatvegers de buurt aanpakken. Ze werken hard en toch is het elke avond smerig in onze straat. Omdat de mensen geen respect tonen voor dat werk. Ik sprak met een van die straatvegers en hij zei dat hij soms zin had om van frustratie te huilen als hij zag hoe snel de trottoirs weer vol met afval lagen. Het is dus geen kwestie van meer middelen, dat kunnen we toch nooit winnen, het is een kwestie van mentaliteit. Hoe krijgen we onze Brusselaars zover dat ze het hier proper houden?
A.D.: Maar ook de overheid heeft boter op het hoofd. We zetten nieuwe, mooie gebouwen en we onderhouden ze niet. Dan geef je toch een verkeerd signaal. In andere landen wordt de kost van de eerste jaren onderhoud en herstel in het bouwbudget opgenomen. Is er iets stuk, dan wordt dat meteen vervangen. En zo blijft je gebouw in goede staat en dwing je ook respect af. Ik ben in Berlijn naar gebouwen gaan kijken die er na 10 jaar nog even nieuw uitzagen als toen ze net gebouwd waren. Maar bij ons bespaart men daarop. Maar als je een etalage vol met mooie dingen nooit eens schoonmaakt, dan zal er ook niet veel volk meer naar je winkel komen.