Begin juni organiseerde Abdel Fakir samen met enkele Brusselse jongeren een comedy-avond in het Koninklijk Circus van Brussel. Zonder mega-affichecampagne, enkel via Facebook en Youtube, kregen ze in een mum van tijd de tweeduizend (!) zitjes verkocht. De avond zelf was een daverend succes: het was lang geleden dat ik zo gelachen had. Nochtans was de humor soms erg hard: racisme, de situatie van jongeren in Brussel, discriminatie, … het passeerde allemaal de revue. Dus wou ik het daar graag met Abdel nog even over hebben…

Abdel Fakir: ik heb een tijd geleden de vzw Dream opgericht om jongeren die door iedereen worden afgewezen, te kunnen helpen. Het zijn jongeren die heel weinig kansen krijgen. Meestal zijn ze schoolmoe, ze hebben financiële moeilijkheden en vaak ook juridische problemen. Het zijn jongeren die door de maatschappij worden uitgespuwd. Iedereen laat ze aan hun lot over.

Bruno De Lille: Hoe help jij ze dan ?

A.F.: Meestal probeer ik ze eerst terug op school te krijgen. Of minstens aan een opleiding te helpen. Zelf of met de hulp van anderen. Dat is niet altijd makkelijk want veel scholen zijn dit soort leerlingen liever kwijt dan rijk. Veel Brusselse scholen, en ik durf dit klaar en duidelijk te zeggen want ik ken heel wat voorbeelden, gaan niet op zoek naar de reden waarom sommige leerlingen moeilijk doen maar zetten ze gewoon buiten. Gewoon buiten. Want dan is het hun probleem niet meer. Ik heb zo een jongen bij ons gehad: 17 jaar, buitengesmeten op school en alle andere scholen zeggen “sorry, we hebben geen plaats, we zitten vol”. Pas na 3 weken kwam er een brief van het CPMS (Centres psycho-médico-sociaux) waarin men hem vroeg eens langs te komen. Om tenslotte tot de conclusie te komen dat er met die jongen niets aan te vangen was. Een jongen van 17 jaar! Hij is nog leerplichtig maar iedereen geeft hem op.

B.D.L.: Je kunt de schuld toch niet alleen op de school en het CPMS steken, moeten de ouders ook niet voor hun verantwoordelijkheid gesteld worden ?

A.F.: Er zijn ouders die goed opgeleid zijn en die hun kinderen kunnen helpen, kunnen volgen. Maar er zijn heel veel ouders die dat niet kunnen. Ze hebben sociale en financiële problemen, staan aan de rand van de maatschappij. Ze willen vaak wel maar weten in de verste verte niet hou ze dat zouden moeten aanpakken. Die mensen stellen dikwijls al hun vertrouwen in de school. Maar als die school en het CPMS het dan opgeven, hoe kan je dan verwachten dat die ouders – zonder opleiding, zonder de juiste instrumenten – het zouden kunnen rechttrekken ?

Het grote probleem is dat veel leerkrachten niet meer gemotiveerd zijn, niet meer in hun leerlingen geloven. Maar als zij niet gemotiveerd zijn, hoe kunnen ze dan hun leerlingen enthousiast maken ? Soms heb ik de indruk dat sommige leraren alleen maar blijven omdat ze geen ander werk vinden. Ik heb het zelf gedurende drie jaar meegemaakt en dat is één van de redenen waarom ik mijn diploma niet heb gehaald.

B.D.L.: De geruchten over het lage niveau kloppen dus ?

A.F.: Absoluut! Zo heb ik twee jaar lang geen Nederlandse les gehad. Ze vonden niemand om ons Nederlands te geven. Er zijn 10 miljoen Belgen en blijkbaar was er niemand capabel genoeg om ons goed Nederlands te leren. Maar nu krijg ik wel voortdurend te horen « hoezo, je bent niet tweetalig ? ». Er zijn zelfs scholen die leerkrachten aannemen zonder diploma. Maar men vergeet dat de leerlingen daarvan het slachtoffer zijn. Wij kregen cursussen die niet in orde waren, we hadden computers die van de ouderdom in brand schoten en aan de nieuwe computers mochten we niet komen « want die waren nog te nieuw ». En als je daar iets durfde over te zeggen, dan smeten ze je buiten.

Er zijn in Brussel enkele elitescholen die alles goed op orde hebben en dan zijn er heel veel scholen-van-de-laatste-kans. De kloof tussen de twee is enorm groot : 30 procent van de leerlingen uit die laatste scholen haalt geen diploma.

B.D.L.: Doen de jongeren zelf wel genoeg inspanningen ? Verwachten ze niet teveel dat alles hen op een dienblad wordt aangereikt ?

A.F.: Als ik op de rand van de tafel een vol glas water zet en er komt een kind voorbij dat het glas omstoot, is dat dan de schuld van dat kind ? Natuurlijk moeten die jongeren zich inspannen, maar dat leidt tot niets als ze geen goede leraren, lessen, uitrusting en scholen krijgen. De overheid moet daar heel dringend haar verantwoordelijkheid beginnen opnemen, moet zich beginnen interesseren voor die jongeren en hun problemen, voor die wijken, voor Brussel.

B.D.L.: Hoe reageren de jongeren eigenlijk als jij, zelf zonder diploma, hen vraagt om terug naar school te gaan ?

A.F.: Ik zeg hen duidelijk dat ik een slecht voorbeeld ben. Ik heb zelf mijn weg gezocht en ik heb daarbij veel geluk gehad. Ik maak filmpjes en voorstellingen en die vallen bij heel veel mensen in de smaak. Dat lukt heel weinig mensen. Ik had gisteren nog een jongen die me zei dat hij gestopt was met school en nu theater bij ons wou leren spelen. Ik heb hem gezegd dat ik maar met hem wil werken als hij terug naar school gaat. En dus gaat hij vanaf september terug en daarna mag hij langskomen. Ze accepteren het dus van mij.

B.D.L.: Je gebruikt humor om je boodschap aan de man te brengen, nochtans zijn veel van de Brusselse problemen zo groot dat het eerder om te huilen dan om te lachen is…

A.F.: De humor zorgt ervoor dat mensen willen luisteren. Ze lachen maar tegelijk krijgen ze ook een boodschap mee. En zo kan je problemen aankaarten bij mensen die er anders niet zouden voor openstaan, kan je ze soms ook een spiegel voorhouden. En zelfs al laat ik me inspireren door Brussel, toch zoek ik altijd onderwerpen die universeel zijn, die herkenbaar zijn en zoveel mogelijk mensen raken. Daarna zet ik me voor mijn computer, voor mijn webcam en maak ik grappen over die onderwerpen. Maar vergis je niet, achter elke grap zit een subtiele boodschap.

B.D.L.: Je filmpjes gaan over Islamofobie, over het Vlaams Belang, over het niveau van de Nederlandse lessen, … dingen waar heel wat allochtone Brusselse jongeren onder te lijden hebben. Maar één van de laatste filmpjes waar je heel veel succes mee had, ging over de “dragueurs”, de jonge macho’s die voortdurend vrouwen lastigvallen. Riskeert dat sommige stereotypes niet net te bevestigen?

A.F.: Helemaal niet. Ik wil net tonen dat niet alle Marokkanen zich zo gedragen én dat ook andere jongeren dit soort onnozel gedrag vertonen. Het probleem met de film van Sofie Peeters was dat ze alleen het misplaatste gedrag van enkele Marokkaanse mannen toonde. Niet het feit dat dit bijvoorbeeld ook in Matonge bij de Afrikaanse Brusselaars voorkomt en wellicht ook nog bij andere groepen. Ze toonde ook niet dat de meeste Marokkanen dit gedrag afkeuren: mannen die vrouwen beledigen en lastigvallen, zijn voor mij geen echte mannen. Het zijn idioten. Ik maak die “dragueurs” belachelijk omdat ik een vrouw, een zus, een moeder … heb en ik zou niet willen dat zij het slachtoffer zouden worden. In de Marokkaanse cultuur moet je vrouwen met respect behandelen. Als je tegen een jongen die over de schreef gaat, zegt dat je zijn moeder op de hoogte zal brengen, dan zal hij meteen stoppen.

Ach, een boom die valt maakt meer lawaai dan een heel bos dat groeit. Die gasten met hun grote mond zijn maar een kleine groep. Alleen beschadigen ze jammer genoeg het imago van heel wat goede mensen.

B.D.L.: Vorige week sprak ik met de Brusselse modeontwerpster Rachida Aziz die net zoals jij de nodige nuance in de debatten probeert te brengen. Het ging dan onder meer over het feit dat vrouwen met een hoofddoek daarom geen slachtoffers zijn net zoals vrouwen zonder hoofddoek niet automatisch geëmancipeerd zijn. Zij ergerde zich ook aan het automatisme waarmee ze altijd als ‘Marokkaanse’ bestempeld werd, terwijl ze hier geboren en opgegroeid is.

A.F.: Als je een populaire voetballer bent, … dan ben je Belg. Alleen… vanaf het moment dat je een fout begaat, moet je terug naar « jouw land ».  Maar er is geen ander « jouw land » dan België.

Als een Christophe over de schreef gaat, wordt nooit gezegd of hij katholiek of jood is. Als Rachid hetzelfde doet, dan spreekt men van « de moslim », van « de Marokkaan ». Wij willen allemaal gewoon Belg zijn, werk hebben, trouwen, een rustig leven leiden. Maar we worden constant scheef bekeken, zelfs veroordeeld omwille van onze kleur, omwille van onze «  rare » naam, omdat we moslim zijn… Wanneer gaat men hier de Belgen met een migratieachtergrond eindelijk als echte Belgen beginnen beschouwen ? Zullen ze tegen mijn kinderen nog altijd zeggen dat het Marokkaantjes zijn ?

B.D.L.: Hoe kunnen we dat veranderen ?

A.F.: We moeten rond burgerschap werken en er eerlijk op toezien dat iedereen dezelfde rechten kan opeisen. Zodat mensen met problemen hun rechtszaken kunnen winnen ongeacht of hun ouders hier geboren zijn dan wel uit Marokko komen. Zodat de politie me alleen maar zal controleren als er een reden is en niet zomaar omdat ik een bruiner vel heb. Ik heb door mijn ouders een band met Marokko. Maar ik ben hier geboren, ik heb hier gestudeerd en ik wil hier werken zonder dat die achtergrond me voortdurend als een negatief stempel achtervolgt.

Heel veel jongeren haken daardoor af. Zoek maar eens op hoeveel blanco stemmen er bij de laatste verkiezingen waren. Zo geven ze aan dat ze het vertrouwen in de maatschappij, in de instellingen en in de politiek volledig kwijt zijn. Ze hebben bovendien de indruk dat de politici die hen zouden moeten helpen, eens ze verkozen zijn, snel vergeten door wie ze verkozen zijn.

B.D.L.: Maar hebben ze wel de juiste verwachtingen ? Ik ben zelf ook al verschillende keren aangesproken geweest met « jij bent politicus, geef me werk ». Ik probeer hen dan uit te leggen dat ik ervoor wil zorgen dat mensen werk vinden op basis van hun kennis en kunde en niet op basis van de juiste vrienden. Maar echt populair maak ik me daar niet mee (lacht).

A.F.: Omdat de meeste politici het anders doen. Ze beloven werk en geld. Maar het is een verrot systeem want je helpt misschien enkele jongeren maar je duwt anderen nog dieper in de miserie. In de VS krijg je werk omdat je iets kunt, niet omdat je de goede naam hebt of iemand kent. Daar moeten we ook naartoe evolueren. Maar het zit diep. In Brussel moet je altijd iemand kennen of je bereikt niets. Om je een concreet voorbeeld te geven : we mogen met onze vzw van de gemeente Sint-Gillis een lokaal gebruiken. Dat is zeer vriendelijk alleen … er is geen verwarming. We bereiken ontzettend veel jongeren, vullen het Koninklijk Circus, de Bozar, iedereen vindt dat we goed werk leveren. Maar wat verwarming, dat was teveel gevraagd. Uiteindelijk ben ik Charles Picqué, de grote baas gaan opzoeken en toen was het in drie seconden opgelost. Ik ben daar dankbaar om, alleen zou het eigenlijk zo niet mogen gaan.

B.D.L.: Waar haal je de energie vandaag om dit werk met weinig steun vol te houden ?

A.F.: Ik vecht voor de jongeren die ik ken omdat ik niet wil dat ze hetzelfde moeten meemaken als ik heb meegemaakt. Iemand moet het voor hen opnemen. Er moet iemand zijn die zegt « en nu is het genoeg , we laten je niet aan je lot over, we gaan het samen oplossen». Vergeet niet : elke dag worden die kinderen geconfronteerd met discriminatie, racisme, islamofobie…

Onlangs kwam er een meisje bij ons langs die naar huis gestuurd was « omdat ze zich te islamitisch kleedde ». Ze droeg geen hoofddoek maar wel een brede broek met een tuniek tot op haar knieën. Dat kan toch niet meer. Dat meisje heeft toch de vrijheid om zo rond te lopen, daar doet ze toch niemand kwaad mee ?

B.D.L.: Ik ben het met je eens dat de school hier serieus over de schreef is gegaan. Maar soms denk ik dat dit soort reactie vooral voortkomt uit angst. Die mensen zien die hoofddoek en die zogenaamde islamitische kleren als een soort voorbode van de islamisering van de maatschappij. Daar hebben ze schrik van en dus overreageren ze.

A.F.: Ik zie dit toch vooral als domheid en racisme. 99% van de moslims zijn er niet op uit om mensen te bekeren. En het is niet omdat je een paar idioten als Sharia4Belgium hebt, dat je moet veralgemenen. Ze zijn met tien ! Je kunt ze vergelijken met een slak in een bos, waarbij het bos dan voor de Brusselse moslims staat. Maar de media en de politiek maken hen groot. Stop met ze zoveel aandacht te geven.

Dat meisje heeft daar niets mee te maken en mag daar dan ook geen slachtoffer van zijn. De vraag is nu natuurlijk hoe dat kind na deze ervaring naar de maatschappij kijkt. De kans dat ze zich ertegen zal afzetten, is reëel. Want wat kan ze doen? Naar de directrice gaan? Haar ouders zijn bang omdat ze denken dat dat meer kwaad dan goed zal doen. Het meisje is bang omdat ze denkt dat ze haar dan misschien gaan laten dubbelen of zelfs buitenzetten. Het centrum voor Gelijke Kansen en Racismebestrijding kennen ze niet en dus kwam ze bij mij terecht. Omdat ze weet dat ik wil vechten voor haar rechten.

B.D.L.: Heb je nooit de indruk dat je tegen de bierkaai vecht ? Dat het hier in Brussel niet kan lukken ?

A.F.: In het begin wel maar nu niet meer. Ik word gedragen door al die jongeren voor wie ik het opneem. Mijn gevecht is hun gevecht. Ik ben in Brussel geboren en ik voel me vaak meer Brusselaar dan Belg. En daarom kies ik ervoor om er hier elke dag weer tegenaan te gaan. Ik weet dat ik een positief beeld kan laten zien van onze jongeren, dat ik hen weer in de toekomst kan laten geloven, hen op school kan houden en ze dingen kan laten leren. Van mij nemen ze dat aan omdat ze weten dat ik het ook zelf allemaal heb meegemaakt. Ze kunnen op me rekenen en dat weten ze.