Het was de Amerikaanse ambassadeur die me aan Rachida Aziz voorstelde. Ik had net een pleidooi gegeven voor het toelaten van een hoofddoek in de Brusselse administraties. Ook achter het loket. En daar konden zowel de ambassadeur als Rachida zich in vinden. Een babbel met een zelfbewuste madam met een uitgesproken mening…

Rachida Aziz: Alles is eigenlijk begonnen met kleren die ik voor mezelf maakte. Ik droeg tot een paar jaar geleden een hoofddoek en wou die combineren met mooie, hedendaagse kledij. Maar dat soort kleren vond je niet in de meeste zaken. Dus maakte ik ze zelf en daar kreeg ik heel veel positieve reacties op van vrouwen die zeiden dat het fijn zou zijn mochten zij ook dat soort kleren kunnen kopen. Voor mij was dat echter een hobby. Plots ben ik dan zwaar ziek geworden, het zag er zelfs even naar uit dat ik er niet meer zou zijn, maar tegen de verwachtingen van de dokters in, heb ik het overleefd. Dat heeft me dan doen beseffen dat ik op mijn manier iets nuttigs met mijn leven wou doen. En daarom ben ik die kleren gaan ontwerpen en verkopen. Speciaal voor die vrouwen die op alle vlakken worden uitgesloten, ook op het vlak van fashion. Ik hoopte ook van het debat over de hoofddoek wat te dedramatiseren door die hoofddoek gewoon in de mode te introduceren.


Bruno De Lille: Was dat makkelijk?

R.A.: Ja en nee. Mijn eerste collectie vloog de deur uit. Ik verkocht die gewoon thuis en op fashionshows in culturele centra en na een paar weken, was de volledige collectie uitverkocht. Maar dan wou ik een winkel openen in de Dansaertstraat en dat bleek veel moeilijker te zijn. Ik kreeg geen hulp, niet van Atrium, niet van het bedrijvencentrum, niet van Unizo of andere organisaties en ik botste op een muur van racisme. Winkeleigenaars die me bijvoorbeeld openlijk zeiden dat ze alleen aan blanke Vlamingen wilden verhuren. Ze durven het openlijk zeggen omdat ze weten dat je er toch niets kunt aan doen: het is hun woord tegen het mijne.
En toch wou ik daar een winkel openen omdat ik als designer tussen die andere ontwerpers erkend en gezien wou worden, en tegelijk dicht genoeg bij Molenbeek wou liggen om de vrouwen van daar naar de andere kant van het kanaal te krijgen. Een blanke vriend met blond haar en blauwe ogen heeft me uiteindelijk geholpen om toch een pand te kunnen huren.

B.D.L.: Als je geen klacht indient, hou je het systeem wel mee in stand. Moet je toch die stap niet zetten als je wil dat deze discriminatie wordt aangepakt?

R.A.: Ik stel mezelf die vraag ook. Nog niet zolang geleden las ik over een onderzoek rond racisme in onze maatschappij. Dat onze maatschappij niet racistischer is dan enkele jaren geleden. Of dat er in elk geval niet meer klachten waren. Maar ik ben bijna elke dag op een of andere manier slachtoffer van racisme en ik heb nog nooit klacht ingediend. Dus hoe juist zijn die cijfers dan? Het heeft ook te maken met het vertrouwen dat mensen in het systeem hebben. Men gaat er van uit dat er zeer veel energie zal kruipen in het indienen van een klacht en dat het toch geen resultaat zal opleveren. Het is ook zo dat als je zelf gediscrimineerd wordt, je het oneerlijk vindt dat je ook nog eens al die moeite moet gaan doen.Maar zo kom je inderdaad terecht in een vicieuze cirkel.

B.D.L.: 
Waar vind je dan wel steun?

R.A.: Ik heb eigenlijk alles zelf opgebouwd. Er zijn intussen natuurlijk wel netwerken waar ik deel van uitmaak. Zo is er de ABPM, l’Association Belge des Professionnels Musulmans, een soort Unizo. Of EMBEM, Empowering Belgian Muslims.

B.D.L.: 
Waarom leggen die netwerken zo de nadruk op het moslim-zijn? Loop je niet het risico dat bijvoorbeeld een aantal Afrikaanse, Chinese of Indische mensen denken “Ik heb dezelfde problemen maar ook bij deze club ben ik blijkbaar niet welkom?” Je sluit zo toch mensen uit?

R.A.: Maar ook niet-moslims zijn er welkom. Je kunt het vergelijken met een heleboel traditionele organisaties waarbij de “C” in de naam zit. Daar word je ook niet uitgesloten omdat je geen christen bent. Bovendien bestaan er ook nog andere netwerken. Denk maar aan het Afro’péros netwerk voor Afro-Caribbean Professionals. En zo zijn er nog. Natuurlijk is het jammer dat iedereen zijn eigen groepje opricht, maar dat is wel het resultaat als je wordt uitgesloten. Het is een symptoom van hoe slecht het gaat met onze maatschappij.

B.D.L.: 
Wat moet het Brussels Gewest doen om jonge ondernemers met jouw achtergrond beter te ondersteunen?

R.A.: Dat is een heel moeilijke vraag. Die huiseigenaars en financiers gaan niet met extra regels overtuigd worden om zich opener op te stellen. Misschien kan het Gewest een strategisch beleid voeren rond racisme en islamofobie. Moslims krijgen daar dagelijks mee te maken. Of mensen van wie men denkt dat ze moslim zijn.  Om iets wat je veronderstelt wordt te zijn, word je op een bepaalde manier behandeld. Die negatieve beeldvorming rond de moslimgemeenschap richt echt heel veel schade aan dus daar moet iets aan gedaan worden.

B.D.L.: 
Intussen heb je ook een charter opgesteld “My choice, not yours”. Daarin pleit je dat iedereen het recht moet hebben om zijn eigen keuzes te maken, om zichzelf te mogen zijn, … Wat wil je daarmee bereiken?

R.A.: Eigenlijk gaat het over respect: ik vraag je om mij te respecteren en ik zal jou respecteren. En daarbij is het erg belangrijk dat het niet over eenrichtingsverkeer gaat. Respect eisen brengt de verantwoordelijkheid van respect te geven met zich mee. Ik kom dus op voor vrouwen die een hoofddoek willen dragen maar dat niet mogen doen, maar ook voor vrouwen die er geen willen dragen en dat toch moeten doen. Zo zijn we ook gelinkt met vrouwenorganisaties in Bahrein en in Marokko, organisaties van vrouwen die opkomen om de hoofddoek niet te hoeven dragen. Want dat is hetzelfde debat. Ook daar willen we geen inmenging van overheid, familie, …
Daarom leg ik ook verbanden met andere gediscrimineerde groepen. Ik wil dat mensen zien dat dit allemaal met elkaar in verband staat. Dat het voor iedereen belangrijk is om zijn eigen keuzes te kunnen maken en zichzelf te mogen zijn.
Ik babbel heel veel met mijn klanten. En voor ik met mijn initiatief begonnen ben, heb ik eerst maandenlang met mijn klanten – met moslima’s dus – gepraat. Heb ik bijvoorbeeld gevraagd “zou jij opkomen voor gay rights? Is dat hetzelfde als opkomen voor het recht om je hoofddoek te dragen?” Die discussies hebben we heel lang gevoerd en toen ik zag dat de meerderheid er klaar voor was, besefte dat het inderdaad over dezelfde zaken ging, heb ik gezegd “oké en nu kunnen we eraan beginnen”.

B.D.L.: 
En lukt het? Krijg je iedereen daarin mee? Krijg je je hele doelpubliek echt enthousiast?

R.A.: Ik hou ervan om de discussie aan te gaan. Nu stel ik wel vast dat een bepaalde groep, door constant geviseerd te worden, zich vooral gaat concentreren op zichzelf, zijn eigen rechten.
We hebben het de laatste weken vaak gehad over radicalisering. Wel, het is juist doordat sommige mensen steeds geviseerd en gediscrimineerd worden, dat ze zich dreigen op te sluiten in hun eigen gevecht. En dat is gevaarlijk. Mensen zijn zich daar te weinig van bewust. Als men zegt dat “we de islamleerkrachten moeten controleren om radicalisering tegen te gaan”, dan denk ik dat ze de bal fout slaan. Want wat de meeste leerlingen radicaliseert, zijn bijvoorbeeld racistische leerkrachten. Leerkrachten die alle Arabische landen constant afschilderen als schurkenstaten, die het over de Islam hebben als een achterlijke cultuur, … Ze gaan vaak hun boekje te buiten maar de leerlingen weten niet hoe ze daarop kunnen reageren. En dàt radicaliseert die jongeren.

B.D.L.: 
Gaat de discussie over de hoofddoek eigenlijk niet in wezen over iets anders? Ik heb de indruk dat veel mensen an sich niet echt met die hoofddoek inzitten maar denken “als we dit toelaten, dan halen we iets binnen wat we niet willen binnenhalen. Dan leven we binnenkort in een islamitische maatschappij en krijgen we de sharia”. Hoe stel je mensen gerust die dat denken? Hoe overtuig je mensen dat het inderdaad alleen maar over een persoonlijke beleving van de godsdienst gaat en geen eerste stap is naar de islamisering van onze maatschappij?

R.A.: Ik denk dat je gelijk hebt: de hoofddoek is hét symbool is geworden voor het gevaar van de islamisering. Maar ik denk ook dat mensen niet bang moeten zijn. De Islam en de moslims worden vaak als een homogeen blok bekeken. Maar dat is niet zo. Om een voorbeeld te geven: ik zou heel graag een soort Moslim-Pride op de been brengen. Maar  als je 20 moslims samenbrengt om daarover te brainstormen, dan krijg je 20 compleet verschillende invullingen en scenario’s en kom je nooit overeen over hoe het er moet uitzien. Kijk naar wat er gebeurd is met de Executieve. Dat is allesbehalve een functionerend orgaan. Het “islamitische blok” waar iedereen bang voor is, dat is er niet, dat bestaat echt niet. Anders zou er al veel meer gedaan worden tegen discriminatie.
Maar die angst is gecreëerd geweest om gebruikt te worden én wordt nu ook heel doeltreffend gebruikt. Want hoe stel je mensen gerust als de media constant andere dingen zeggen? Het tegenovergestelde wordt er ingedramd. Hoe kan je dan mensen geruststellen? Bijvoorbeeld bij de heisa die er recent in Antwerpen was rond een aantal jongeren… Dan zijn het plots dé moslimjongeren of dé Marokkaanse jongeren.

B.D.L.: 
Maar vaak zeggen die jongeren dat toch ook zelf? Ik ken heel wat jongeren waarvan zelfs de ouders hier geboren zijn en toch zeggen “ik ben Marokkaan?”. Zet je je dan niet zelf buiten de groep, de maatschappij?

R.A.: Nee, je zet je zelf niet buiten. Je wordt buitengezet. Als ik mezelf Marokkaanse noem, dan is dat omdat men mij al heel mijn leven Marokkaan noemt. In de pers, op school, de leerkrachten, op het werk, … De maatschappij herinnert me voortdurend aan mijn roots. Ik wil ook niet ontkennen dat ik een deel van die cultuur mee heb omdat mijn ouders daar geboren zijn. Maar het is maar een deeltje van mijn identiteit. Maar als je uitgesloten wordt, als de anderen je voortdurend in een hokje probeert te duwen dan zoek je steun bij mensen die hetzelfde meemaken. Je  doet het om sterker te staan, om toch tot een groep te behoren. En zo creëert de maatschappij zelf datgene waar ze bang voor is.

B.D.L.: 
Soms maakt men het de mensen die bang zijn voor Islamisering, voor de veranderingen die de “nieuwkomers” meebrengen, toch wel erg gemakkelijk door zelf een aantal clichés te bevestigen. Op een bepaald ogenblik werd er op de speelplaats van de school waar mijn zoontje les volgt, een betoging tegen Israël georganiseerd door kinderen van 8 tot 10 jaar oud. Dan denk ik “maar die kinderen hebben daar helemaal niets mee te maken, die begrijpen daar helemaal niets van”. Wat win je daar dan mee? Waarom bouwen mensen, zelfs kinderen, een stuk van hun identiteit op wat er in Palestina gebeurt, terwijl ze er zelfs geen impact kunnen op hebben?

R.A.: Ik vind dat soort gebeurtenissen ook heel erg jammer. Maar mensen hebben het nodig om zich met iets te identificeren, ze willen trots kunnen zijn op zichzelf of op de groep waartoe ze behoren. En als ze dat hier niet kunnen vinden, dan zoeken ze het elders. Het verzet van het Palestijnse volk is dan iets waar ze trots kunnen op zijn. Dus als je daar iets wil aan doen, moet je eigenlijk maken dat er andere dingen zijn waar mensen zich positief mee kunnen identificeren.

B.D.L.: 
Kan dat dan niet via mensen die geslaagd zijn in het leven? Die gestudeerd hebben? Kunnen die geen voorbeeld zijn?

R.A.: Het probleem is dat die mensen hier geen kansen krijgen en uiteindelijk vertrekken. Ik heb heel wat vrienden die hier geboren zijn en die nu in het buitenland wonen. Ik ken iemand die zich in etnische marketing specialiseerde – iets waar er een heel grote nood aan is momenteel – en die haar stage bij Azira en later in New York heeft moeten doen omdat ze anders geen stageplaats vond. Ze is een van de weinige experts rond etnische marketing en ook zij gaat vertrekken binnenkort. Ze ziet het niet ziet zitten om constant te moeten vechten om te kunnen doen waar ze goed in is. En er zijn veel mensen die dat beu zijn. We zijn niet allemaal even geëngageerd, we zijn niet allemaal vechters voor een betere wereld. Veel mensen willen gewoon cool kunnen leven.

B.D.L.: 
Maar als een heleboel sterke, jonge, gestudeerde allochtonen zeggen dat ze liever elders naartoe gaan dan te proberen de maatschappij positief te veranderen, open te wrikken, dan riskeer je toch dat het nooit zal gebeuren.

R.A. Ze laten België aan zijn lot over, ze verlaten het zinkend schip. Dat zijn de woorden die gebruikt worden. Er zijn veel mensen die geloven dat het niet meer beter zal worden. Vergeet niet dat de meeste moslims elke dag ontwaken met het idee “en wat staat er vandaag over ons in de kranten?” Het gaat niet alleen maar over vechten voor je rechten, het gaat over vechten tegen een negatief beeld dat elke dag opnieuw wordt geschetst. Mensen bekijken je alsof je minder bent. Je voelt het aan hun blik. Elke keer weer. Dat kruipt onder je huid.

B.D.L.: 
Maar jij blijft: je opent een winkel, je engageert je, … Waarom doe je dat?

R.A.: Ik kies om mee aan Brussel te bouwen. Ik heb al 2 keer een voorstel gehad om me elders te vestigen met mijn bedrijf maar het lukt me niet om me van Brussel los te scheuren. Omdat Brussel mijn thuis is. Bovendien wil ik op een positieve manier iets betekenen. Ik geloof dat ik kan meehelpen om van Brussel een betere stad kan maken. Dat is waarom ik blijf.