realisatieafbeelding4REALISATIE #4 Brusselaars kiezen voor stappen, trappen en het openbaar vervoer!

Op zich is een mobiliteitsbeleid een eenvoudige rekenoefening: je bekijkt hoeveel mensen zich moeten verplaatsen, hoeveel ruimte je daarvoor hebt en wat dan de optimale vervoerswijze is. In Brussel merk je dan snel dat het fysiek onmogelijk is als iedereen zich met de auto zou willen verplaatsen: als dat zou gebeuren, staat iedereen in een gigantische verkeersopstopping stil. Vandaar dat je alternatieven moet aanbieden: openbaar vervoer, de fiets en – waarom niet – het stappen. Maar daarvoor moet je die alternatieven wel aantrekkelijk maken: ze moeten snel, comfortabel en veilig zijn. Niemand zal de bus nemen als hij in dezelfde file vastzit als zijn wagen. Dus moet je keuzes maken en de nodige plaats geven aan die alternatieven. Dat is wat we de laatste jaren in Brussel gedaan hebben.

Het resultaat? In 10 jaar tijd daalde het aandeel autovervoer van 49% naar 32% (waar vroeger dus de helft van de verplaatsingen met de wagen gebeurde, is dat nu maar een derde van de verplaatsingen meer). Het aandeel fietsers verviervoudigde (van 1% naar 4%), het openbaar vervoer steeg van 15% naar bijna 26% en de voetgangers maken intussen 37% van de verplaatsingen uit (en dan bedoelen we niet mensen die zich te voet naar hun auto begeven maar wel degelijk mensen die gedurende minstens 10 minuten wandelen). Een heuse mentaliteitswijziging dus. Gelukkig trouwens dat de Brusselaars die ommeslag gemaakt hebben want het aantal inwoners van ons Gewest steeg op 14 jaar tijd met maar liefst 200,000 mensen. Stel je voor wat voor een verkeerschaos dat zou gegeven hebben mochten we ons nog steeds in de helft van de gevallen met de wagen verplaatsen. Onze keuze voor de alternatieve vervoersmiddelen is dus de juiste gebleken. Nu moeten we verder op deze weg om Brussel echt leefbaar te maken.