Uit het Verslag van de Vergadering van de Raad van de VGC van vrijdag 22 februari 2019
De heer Bruno De Lille (Groen): De inschrijfregels om kinderen in te schrijven in het onderwijs worden tot op heden bepaald door het inschrijfdecreet van 25 november 2011. De voorwaarden en procedures die daarin staan zijn een mix van het grondwettelijk principe van vrije schoolkeuze en een aantal voorrangsregels gebaseerd op praktische en ideologische beginselen.
Broers en zussen van leerlingen die al ingeschreven zijn in de school of kinderen van personeel van de school krijgen voorrang. In Brussel is 55% van de plaatsen gereserveerd voor kinderen met minstens één Nederlandstalige ouder. Ten slotte kunnen zogenaamde indicatorleerlingen voorrang krijgen op niet-indicatorleerlingen. Of omgekeerd als de percentages bereikt zijn.
Los van de discussie over de nieuwe inschrijfregels, is het belangrijk dat de geldende regels gerespecteerd worden. Hier en daar krijg ik signalen dat dit niet altijd het geval zou zijn en dat de inschrijfregels, en zeker de voorrangsregels, niet altijd gerespecteerd worden. Soms is het daarbij de bedoeling om de sociale mix in een bepaalde richting uit te sturen. Zo zou de ene leerling wel eens ongeoorloofd over een andere springen op de wachtlijst. Dit is natuurlijk onaanvaardbaar, aangezien het voortrekken van de ene of de andere het draagvlak ondergraaft van het centrale aanmeldsysteem, los nog van het feit dat het onwettig is. Bovendien is er een reden waarom de wetgever voorrangsregels vastlegt: om te vermijden dat er concentratiescholen ontstaan aan beide kanten van de schaal. Ten slotte voedt het niet respecteren van de regels het wederzijds wantrouwen en vormt het een afbraak op de sociale cohesie in de maatschappij. Kortom, als de regels willekeurig worden toegepast, dan gaan mensen die in vraag stellen en verliezen ze hun vertrouwen.
De VGC is niet bevoegd om de procedures en voorrangsregels te bepalen, maar is al jaren betrokken als een oplossingsgerichte en faciliterende overheid. Tot nu investeerde de VGC al 1,8 miljoen euro in het inschrijfsysteem. Vandaar dat we wel betrokken partij zijn.
Welke controle gebeurt er op de correcte naleving van de inschrijfregels, en meer bepaald op de voorrangsregels? Waar kunnen mensen terecht met klachten? Welk gevolg wordt eraan gegeven? Worden er steekproeven uitgevoerd om de juiste afhandeling van de inschrijvingen te controleren? Is er enige controle op de wachtlijsten van de scholen? Op welke manier wordt er transparantie naar ouders gecreëerd?
Mevrouw Liesbet Dhaene (N-VA): Uiteraard zijn wij het ermee eens dat de regels moeten worden gerespecteerd. We weten echter dat in Brussel de regels hun doel niet bereiken. Gezinnen in Brussel waar thuis Nederlands wordt gesproken, zitten met kopzorgen omdat ze geen Nederlandstalige school vinden.
Mag ik erop wijzen dat de 55%-regel er niet is voor kinderen met Nederlandstalige ouders, maar voor kinderen van wie één ouder een bepaald niveau van kennis van het Nederlands kan bewijzen. Dat is toch wat anders.
Wat mij los daarvan ergert aan de vraag om uitleg is het volgende. Ik ben ervan overtuigd dat de scholen in Brussel er niet op gericht zijn de sociale mix tegen te gaan. Integendeel. Bij de meeste Brusselse scholen en hun directies zien we een maatschappelijk engagement. De beslissingen die ze nemen zijn gericht op een sociale mix. Bovendien lijkt het me beter vertrouwen te geven aan de scholen. Persoonlijk vind ik dat de bestaande regels de scholen te weinig inspraak geven. We moeten de scholen responsabiliseren en vertrouwen geven. Als we vandaag zien hoe leerlingen en dikwijls ook scholen zich inschakelen in de klimaatbeweging, dan moeten we toch een groot maatschappelijk bewustzijn bij de scholen vaststellen.
Sommige steken graag een ethisch vingertje op. Ik pleit graag voor een evenwicht en voor vertrouwen in de scholen. Uiteraard moeten de regels gerespecteerd worden. Beweren dat de scholen de sociale mix niet respecteren en we ze daarop steevast moeten controleren, vind ik te ver gaan. Dat is voor mij een gebrek aan vertrouwen in het onderwijs. Meer bepaald in Brussel tonen de scholen dikwijls een sociaal gelaat in een diverse en moeilijke samenleving.
Collegevoorzitter Guy Vanhengel: Allereerst wil ik ingaan op wat mevrouw Liesbet Dhaene zojuist heeft gezegd. Ik ben nogal geneigd haar te volgen. Ik meen dat de meeste scholen, op een paar uitzonderingen na die vooral marketingdoelen hebben, de juiste ambities hebben. In die zin heb ik vertrouwen in de pedagogische teams, de directies en de inrichtende machten.
Het is ooit anders geweest. Het ging ooit zover dat ik me verplicht zag de kardinaal van het land aan te spreken omdat een bepaald net, meer bepaald een deel van dat net zei “die maatregelen zijn niet bedoeld voor katholieken noch voor Vlamingen, dus sluiten wij onze winkel”. Dat is dan met de kerkelijke overheid op het hoogste niveau besproken en zo werd er bijgestuurd, weliswaar met de hulp van de overheid, en in het bijzonder met onze hulp.
Wij hebben toen gezegd dat wij begrip hadden voor het feit dat ze het moeilijk hadden met de gewijzigde context en dat we bereid waren een grotere bijdrage te verlenen die met de nieuwe context rekening hield. Wij hebben dan ook navenant gehandeld en een grotere bijdrage van de overheid verzekerd. De lat ligt nergens zo gelijk als in Brussel en daar ben ik fier op.
Ik heb echter minder vertrouwen in de ouders. Zij kunnen nogal eens de neiging hebben om niet helemaal mee te zijn met de gewijzigde wereld waarin hun kinderen opgroeien. Dat is een generatieprobleem.
Dit gaat echt om een generatieprobleem. Voor de toekomst van de kinderen van het gewest en zijn brede omgeving, is de ontwikkeling van sociale vaardigheden binnen een kosmopolitische, geglobaliseerde context heel belangrijk. Taalvaardigheid in meerdere talen is voor deze kinderen van cruciaal belang. Heel wat ouders hebben echter nog altijd de neiging om te focussen op het oude, klassieke systeem inclusief het opdoen van voldoende theoretische basiskennis. Op die manier kunnen, in hun ogen, hun kinderen dan toegang krijgen tot hogere opleidingen. Doch een dergelijke visie is voor mij niet de juiste.
Ik had in dit verband recent nog een boeiend gesprek met de rector van de VUB. Een van de grootste media-iconen van het land, Christian Van Thillo, had daar voor een volle aula een uiteenzetting gegeven. Zowel Christian Van Thillo als de rector zelf verbaasde zich over de grote diversiteit, de mondigheid en het inzicht van het jonge publiek. En ook de manier waarop de inzichten dan nog eens werden verwoord, wekte hun ver- en bewondering. Dit wijst er toch op dat we op dit vlak wel degelijk heel hoog scoren. Nogal wat ouders zijn echter geneigd om net die vaardigheden waarin we sterk zijn, de kop in te drukken. Geen goed idee dus.
Voor de keuze van het onderwijs blijft opgroeien in de gekende omgeving van doorslaggevend belang. Is dit een heel diverse omgeving dan moet het maar in die context gebeuren, want daar komen betrokkenen zeker het sterkst uit. Dit valt voor hen dan te verkiezen boven een onderwijsconcept dat beschermend en wellicht veeleisend is, maar waarin, net door dat beschermende karakter, bepaalde vaardigheden die nodig zijn om goed te functioneren in de maatschappij, wat minder aan bod komen. Daarvan ben ik absoluut overtuigd. De ouders waarmee ik in contact kom, tracht ik er alvast van te overtuigen om deze visie mee te nemen wanneer ze een onderwijskeuze moeten maken voor hun kinderen.
In de Raad hebben we de voorbije jaren al heel wat gedebatteerd over de Vlaamse decreetgeving inzake de aanmeld- en inschrijfregels. Dat de rol van de VGC beperkt is tot het financieren en logistiek ondersteunen van die aanmeld- en inschrijfprocedure en dat de Brusselse LOP’s voor basis- en secundair onderwijs in deze aan zet zijn, komt geregeld terug in die debatten.
De Vlaamse regelgeving stelt dat het Vlaams Agentschap voor Onderwijsdiensten (AGODI) – en met name de verificateur – het verloop van de inschrijvingen kan onderwerpen aan een controle. Die verificateur is ook degene die af en toe eens een school binnenstapt om na te gaan of de aanwezigheidslijsten wel overeenstemmen met de kinderen die in die klassen zitten. AGODI stelt echter in dit verband: “AGODI heeft niet de traditie om het verloop van de inschrijvingen op eigen initiatief te controleren. Dit gebeurt enkel op vraag van de Commissie inzake Leerlingenrechten waarbij de klacht een duidelijk voorwerp heeft.” Met andere woorden: AGODI treedt op in geval van klachten. Daarnaast heeft AGODI niet voldoende mankracht om over heel Vlaanderen, al dan niet via steekproeven, het verloop van de inschrijvingen te controleren. De LOP’s, waarin alle scholen vertegenwoordigd zijn, zijn dan ook zelf verantwoordelijk voor de correctheid van de procedure.
In 2017 kwamen de VGC en de LOP’s tot een overeenkomst waarin werd bepaald dat de LOP’s duidelijke richtlijnen voor de scholen zouden uitwerken. Daarnaast zou de aanmeld- en inschrijfprocedure zoveel mogelijk worden gedigitaliseerd zodat het integrale verloop van de procedure in kaart kon worden gebracht. Dit is een evolutief proces. De lopende aanmeld- en inschrijfprocedure is alvast de eerste editie waarbij, inclusief de inschrijving in het basisonderwijs van de voorrangsgroepen ‘broers en zussen’ en ‘kinderen van personeel’, de inschrijving digitaal verloopt. Ten slotte werd er overeengekomen dat beide LOP’s random steekproeven zouden uitvoeren en bewijsstukken zouden vragen aan de scholen. De huidige aanmeld- en inschrijfprocedure is de eerste editie waarbij dit gebeurt voor de voorrangs-groepen ‘broers en zussen’ en ‘kinderen van personeel’. Het LOP basisonderwijs doet dit eveneens voor de voorrangsgroepen ‘Thuistaal Nederlands’ en ‘GOK’.
Klachten over de aanmeld- en inschrijfprocedure moeten gericht worden aan de Commissie inzake Leerlingenrechten. Het LOP basisonderwijs geeft mee dat er in 2017 6 klachten werden ingediend. Hiervan werden er 5 onontvankelijk verklaard en 1 ingetrokken. Het uiteindelijk resultaat is dan ook nul! Het LOP secundair onderwijs geeft mee dat er tot nu toe geen klachten werden ingediend.
De heer Bruno De Lille (Groen): Het is een beetje cynisch om te moeten vaststellen dat een aantal mensen ons meent de les te moeten spellen. Wanneer bijvoorbeeld de VGC een subsidie van 500 euro geeft aan socioculturele verenigingen, zijn die mensen er als de kippen bij om, als een soort inquisitierechtbank, na te gaan wat die verenigingen allemaal met dat beetje geld gaan doen. Als het daarentegen om kinderen gaat, zou er dan weer geen steekproef mogen gehouden worden om na te gaan of de regels wel worden nageleefd.
Ik deel de mening van de collegevoorzitter als hij stelt dat er helemaal geen vuiltje aan de lucht is bij het overgrote deel van de schooldirecties. Zij gaan correct te werk en men moet hen niet met een en ander lastig vallen. Ik pleit dan ook helemaal niet voor een systematische controle in alle scholen. Ik denk namelijk dat dit veel geld zou kosten en uiteindelijk amper iets zou opbrengen.
We weten echter ook dat er over een aantal scholen, op zijn minst, sterke geruchten de ronde doen, waarbij, als men naar de schoolpopulatie kijkt, men duidelijk verschillen kan vaststellen met scholen in die buurt.
En als er dan ouders zijn die met vragen zitten, die ongerust zijn en zich afvragen of hun kind wel evenveel kansen zal krijgen als een ander om in een bepaalde school binnen te geraken, moet men hiervoor oog hebben en ervoor ijveren dat het door ons opgezette systeem kan blijven bestaan. Als men een draagvlak nastreeft, moet men er ook voor zorgen dat de mensen weten dat zij correct en op dezelfde wijze als alle anderen worden behandeld.
Ik zou er bij de collegevoorzitter toch nog eens willen op aandringen of de manier waarop mensen met hun klachten tot bij de overheid raken, niet eens moet herbekeken worden. Ik heb immers de indruk dat de procedure wat te log is. Men mag trouwens ook niet vergeten dat ouders, eens ze een oplossing gevonden hebben voor hun kind, zich niet langer om procedures bekommeren. Het leidt er echter wel toe dat het draagvlak minder groot wordt en dat zou ik betreuren.
– Het incident is gesloten.