“Eigen Volk Eerst” heeft dan toch gewonnen. Het Vlaams Belang is niet in de regering geraakt maar haar ideeën zijn blijkbaar wel door de Vlaamse regeringspartijen overgenomen in de discussie over de toegang tot het Nederlandstalig (secundair) onderwijs in Brussel.

Ter herinnering: de vorige Vlaamse Regering (N-VA, CD&V en sp.a) heeft vorig jaar de toegangsregels voor het Nederlandstalig secundair onderwijs aangepast: vanaf nu moeten de ouders van kinderen die naar die scholen willen, bewijzen dat ze goed Nederlands (niveau B1 voor dit jaar, niveau B2 vanaf volgend jaar) spreken voor hun kinderen automatisch ingeschreven geraken. Kunnen ze dat niet dan moeten die kinderen maar hopen dat er nog een plaatsje vrijkomt. Zelfs al zitten die kinderen al 6 jaar in het Nederlandstalig basisonderwijs.

Dit wordt goedgepraat door te stellen “dat er nu eenmaal plaatsen te kort zijn in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel en dat er dus wel moet gekozen worden. Bovendien is het toch logisch dat kinderen van Nederlandstalige ouders voorrang krijgen? Als mensen geen moeite willen doen om Nederlands te leren, waarom zouden wij ze dan moeten ondersteunen?” En zo wast de politiek zijn handen in onschuld. Laat me toe deze “logische” uitspraken wat bij te stellen.

Stelling 1: Er zijn plaatsen te kort en dus moeten we keuzes maken.

Er zijn vandaag in het Nederlandstalig basisonderwijs in Brussel inderdaad plaatsen te kort en binnenkort zal dat wellicht ook het geval zijn in het Nederlandstalig secundair onderwijs. Maar dat zou niet zo mogen zijn. Het is niet zo dat de overheid het zich kan permitteren om te zeggen “we hebben scholen voor zoveel kinderen, de rest heeft pech gehad.” Elk kind heeft recht op onderwijs en moet vanaf 6 jaar zelfs verplicht naar school gaan. Bovendien bestaat in Brussel de vrijheid van taalkeuze: de overheid kan je dus niet verplichten of verbieden naar een Franstalige of Nederlandstalige school te gaan. De Vlaamse Gemeenschap is dus gewoonweg verplicht om voor voldoende Nederlandstalige scholen te zorgen: er zouden helemaal geen plaatsen te kort mogen zijn. De wet is de wet, zowel voor burgers als voor de overheid. Het feit dat de Vlaamse Gemeenschap onder haar verantwoordelijkheid probeert uit te komen is een regelrechte schande en legt het falen van deze overheid pijnlijk bloot.

Dat er bespaard moet worden? Dat de nood ook in Antwerpen en Gent groot is? Dat klopt maar beleid voeren is keuzes maken. Dus in Brussel én in Gent én in Antwerpen moeten we voldoende scholen bouwen. Misschien moet er dan elders wat extra bespaard worden of gaan we toch wat in het rood. Bedenk wel: je geeft in dit geval geen schulden door, je geeft mensen een toekomst, een leven waar ze iets van kunnen maken (het is een citaat maar ik weet niet meer van wie 🙂 ).

Dat er veel scholen moesten bijkomen, is al enkele jaren geweten. Omdat de Vlaamse Overheid te laat gereageerd heeft (en nog steeds aan een te traag tempo scholen bijbouwt), moeten er vandaag inderdaad keuzes gemaakt worden. Die keuzes moeten volgens mij echter tijdelijk zijn en zo eerlijk mogelijk. En daar knelt vandaag het schoentje.

Stelling 2: Het is logisch dat kinderen van Nederlandstalige ouders voorrang krijgen.

Het is inderdaad logisch dat een kind dat Nederlandstalig opgevoed wordt, ook in een Nederlandstalige school terechtkan. Maar die toegang moet proportioneel geregeld worden. Als er ongeveer 10% kinderen zijn die Nederlandstalig opgevoed worden, waarom gelden de voorrangsregels in Nederlandstalige scholen dan tot 55% van die school uit Nederlandstaligen bestaat? Dat begint op segregatie te lijken: de Nederlandstaligen mogen eerst de “goede” scholen (of scholen met een elite-imago) uitkiezen, de plaatsen die dan nog resten zijn voor de anderen.

Vreemd. Vooral als je weet dat die “anderen” absoluut niet allemaal Franstalig zijn. Al ben ik het er principieel niet mee eens (en zegt ook de wet dat het niet zo is), ik kan de mensen volgen die zeggen dat kinderen van Franstalige ouders in tijden van school-schaarste eerst in het goed uitgebouwde Franstalige onderwijsnet een plek moeten zoeken. Maar een heel groot deel van de gezinnen in Brussel is noch Nederlandstalig, noch Franstalig: een derde van de Brusselaars groeit op in een gezin waar thuis geen van deze talen wordt gesproken (taalbarometer 2013). Waarom zouden we die kinderen dan allemaal verplichten naar het Franstalig onderwijs te gaan? Zo help je eigenlijk mee aan een verfransing van Brussel.

Door die voorrangsregel niet alleen toe te passen bij het basisonderwijs maar opnieuw aan het begin van het secundair onderwijs, creëert de Vlaamse Gemeenschap een dubbele discriminatie. Bij de toegang tot het basisonderwijs ging de discussie nog over het verschil dat men maakt tussen kinderen die wel of niet Nederlands spreken. Nu hebben ze bijna allemaal – aangezien ze voor het overgrote deel uit het Nederlandstalig basisonderwijs komen – hetzelfde attest dat hen toegang verleent tot het middelbaar onderwijs. Jan en Youssouf kunnen beste vrienden zijn, in dezelfde klas gezeten hebben, even goed Nederlands spreken, even goede punten hebben … en toch is Jan zeker van zijn plek omdat zijn ouders Nederlandstalig zijn en moet Youssouf hopen op een plaatsje omdat zijn ouders zich niet vlot in het Nederlands kunnen uitdrukken. Is dit in het belang van het kind? Krijgt iemand dit uitgelegd?

De Vlaamse Gemeenschap zegt dus eigenlijk aan die kinderen: hoe goed jullie ook jullie best doen, hoe veel inspanningen jullie ook leveren … jullie blijven altijd tweederangsburgers waar we ons niet echt verantwoordelijk voor voelen. Wat is dit anders dan “Eigen volk eerst”? Voor mij is het duidelijk: kinderen die een attest van het Nederlandstalig basisonderwijs bezitten moeten als Nederlandstalig beschouwd worden.

Volgens de informatie die ik als voorzitter van de VGC Commissie Onderwijs en Vorming kreeg van het bevoegde Collegelid, zou de voorrangsregel van de Vlaamse Gemeenschap voor het secundair onderwijs zelfs niet wettelijk zijn omdat hij het gelijkheidsbeginsel schendt. Wanneer een leerling kiest voor een traject Nederlandstalig onderwijs, moet hij dat in principe kunnen afwerken. Er zijn al uitspraken van het Arbitragehof en de Raad van State die dit bevestigen. Het Collegelid gaf aan dat hij – als de voorrangsregel niet zou aangepast worden – naar het Grondwettelijk Hof zou stappen om de regel te doen afschaffen. Het spreekt vanzelf dat ik hem heb aangemoedigd om dat te doen.

Stelling 3: Waarom zouden we mensen die geen Nederlands (willen) leren moeten ondersteunen?

Als mensen de keuze maken om hun kinderen naar een Nederlandstalige school in Brussel te sturen, dan moeten we dat volgens mij enthousiast verwelkomen. Als kinderen naar het Nederlandstalig onderwijs gaan, dan worden dat inderdaad geen “Vlamingen” maar ze spreken wel Nederlands, ze krijgen een goede opleiding en ze staan open voor de Nederlandse cultuur. Iets waar we in Brussel blij mee mogen zijn toch? Door het succes van het Nederlandstalig onderwijs de laatste 20 jaar is Brussel sowieso een stuk tweetaliger geworden, dat merk ik als inwoners van de Vijfhoek elke dag. Het is dus een inspanning / investering die loont.

Moeten die ouders daarom zelf Nederlands kennen of leren? Professor Van Parys zei me enkele maanden geleden dat volgens hem ouders die de schooltaal willen leren, daartoe aangemoedigd moeten worden omdat ze dan gemakkelijker met de school kunnen communiceren maar dat ze die taal beter niet met hun kinderen spreken omdat die dan misschien wel weer fouten gaan overnemen. Het is dus goed maar niet noodzakelijk. Bovendien: als je zelf niet geschoold bent, dan kan je nog zo goed Nederlands spreken maar je kunt je kind daarom nog niet ondersteunen bij zijn schooltaken.
Het verwerven van een taal of het goed presteren op school heeft trouwens veel meer te maken met je sociale achtergrond dan met de taal die je ouders spreken. Met andere woorden: de kans dat de zoon van een Japans-Zweeds kaderlidkoppel beter presteert dan de dochter van een alleenstaande moeder uit Soedan, is heel erg groot.

Conclusie

Als we de taalkennis van de ouders dus gaan gebruiken om de toegang van hun kinderen tot het Nederlandstalig onderwijs te beperken, werpen we dus extra drempels op. Willen we bouwen aan een beter Brussel, aan een stad waar het voor iedereen fijn is om te leven, dan is dat de verkeerde keuze.

Een aantal Nederlandstalige ouders reageert boos als ik dit alles zeg. Niet omdat ze persé vinden dat hun kind meer waard is dan een ander kind maar wel omdat ze bang zijn dat zij nu ook moeilijkheden gaan krijgen om een goede Nederlandstalige school te vinden voor hun zoon of dochter. Ik begrijp hen want ik wil natuurlijk zelf ook het beste voor ons kind. Ik verwijt hen ook niets. Ik verwijt de Vlaamse Regering wel dat doordat zij haar werk niet doet, doordat zij niet zorgt voor voldoende scholen in Brussel, ze het lelijkste in de mensen naar boven brengt.

Onderwijs is een basisrecht, door ervoor te zorgen dat elk kind naar een goede school van zijn of haar keuze kan gaan, nemen we spanningen en frustraties tussen de Brusselaars weg én geven we kinderen een toekomst. Een mooiere taak kan je je als regering toch niet voorstellen?