De man waarmee ik zat te praten had het na twee keer opgegeven. Zijn zoontje Simon zat in een ‘gemengde school’ en had dus heel wat kindjes met Marokkaanse en Turkse roots in de klas. Het was geen bewuste keuze geweest maar zijn vrouw en hij zagen het wel als een kans om Simon klaar te maken voor de wereld van morgen. Alleen bleek dat praktischer wat moeilijker te verlopen dan ze hadden gedacht.
Zo klitten de ‘Marokkaanse’ moeders vanaf het begin van het schooljaar samen en was het zeer moeilijk om er contact mee te krijgen. Het was niet dat die vrouwen niet wilden praten maar wat zeg je tegen elkaar als je erg weinig gemeen hebt? Je kunt niet over het rapport van de kinderen bezig blijven natuurlijk.
De grootste ontgoocheling kwam echter met de verjaardag van zijn zoontje. De hele kleuterklas werd uitgenodigd maar niemand van de allochtone kindjes kwam. Niemand. En het jaar erop ging het net zo. Ze hadden nochtans op het kaartje geschreven dat cadeautjes niet hoefden en zelfs het snoep dat ze gekocht hadden, was halal. Dus toen hadden ze het maar opgegeven. Twee keer maar geen drie keer. Je kunt ze niet verplichten, toch?
Bij ons ging het net zo. Alleen dachten wij eerst dat we vooral genegeerd werden omdat wij twee homo-papa’s waren. Dat was trouwens niet eens zo vergezocht want van leraressen en andere ouders hoorden we dat er door sommige mama’s wel degelijk over ons geroddeld werd. Dat is geen fijn gevoel. Je blijft wel elke ochtend vriendelijk “goeiemorgen” zeggen tegen iedere moeder die je tegenkomt op school, maar onbewust denk je toch “zou die ook … ?”.
Met de verjaardagen verging het ons eerst net zo als de ouders van Simon. We nodigden iedereen uit en alleen de ‘witte’ kindjes kwamen. Van de anderen hoorde je niets of in het beste geval “Inch’ Allah” wat eigenlijk een beleefde manier is om nee te zeggen. Dat zijn beste vrienden Oussama, Adam en Assim hem jaar na jaar in de steek lieten, maakte mijn zoon moedeloos. Op een bepaald moment wilde hij ze niet meer vragen “omdat ze toch nooit kwamen”.
Toch hebben we volgehouden. De vriendjes zelf, die wilden namelijk maar al te graag komen. We vonden dus dat het niet aan onze zoon was om ze niet meer te vragen want dat zou het niet-laten-komen alleen maar makkelijker maken. We vonden dat het aan de ouders van zijn vriendjes was om hen jaar na jaar uit te leggen waarom ze weer niet mochten komen. En met succes …
Vanaf het derde leerjaar, na 5 jaar weigeren dus, kwamen er plots enkele opdagen. En nu, drie jaar later, zitten we op het verjaardagsfeestje met een mooie mix en komt er zelfs af en toe een van de vrienden spelen. De ouders van die kinderen leer je dan ook wat beter kennen en zo kan het gebeuren dat ik ‘s ochtends op school al wat langer blijf kletsen met de mama-kliek. Het gebeurt tegenwoordig trouwens ook al eens dat een van de ouders met mij op een of andere manier over homoseksualteit komt praten.
We moeten dus opletten dat we mensen niet in hokjes proberen te duwen. De realiteit is meestal genuanceerder dan het zwart-wit waarin we de wereld veel te vaak zien. En mensen kunnen ook veranderen. Laten we dat toch vooral nooit vergeten. Als we te snel opgeven dan doen we onszelf te kort en riskeren we veel te missen. Dus – zoals het liedje gaat – lukt het niet in zeven keer, doe het dan nog een keer …
Je vindt deze column (en nog een aantal andere columns van mij) op http://www.zizo-magazine.be