Het nieuwe schooljaar is net begonnen en dat leek me het ideale moment om nog eens te praten met een schooldirecteur over ons Brusselse onderwijs: over meertalige leerlingen, over armoede, over de rol van religie op school en over hoe je de talenten van de Brusselse jongeren kan leren zien. Als ik Erik Van Den Berghe, de directeur van het GO! Atheneum in Anderlecht ga opzoeken om met hem te praten, stelt hij me meteen ook voor aan Claudio Gomes Sanchez, leraar en leerlingen-coach. Ze schrijven met zijn tweeën een boek over hun ervaringen en willen het interview ook samen doen. Ze zijn het niet in alles eens maar uit alles spreekt de liefde voor hun leerlingen en de trots op hun school.
Erik Van Den Berghe: Weet je, ik ben zelf van Brussel maar heel wat leerkrachten wonen een heel eind van deze school vandaan. Sommige van die mensen moeten al om zes uur ’s ochtends vertrekken om hier les te komen geven. En ze doen dat jaar na jaar. Omdat ze het graag doen. Omdat ze geloven in onze leerlingen en ons project. En dat zie je, dat merk je aan deze school. De inspectie zei vorig jaar in haar verslag dat we goed bezig zijn. We voelen dat zelf wel natuurlijk maar geef toe, het is fijn als iemand van buitenaf dat nog eens openlijk bevestigt. Dat doet goed.
Bruno De Lille: Het Brusselse Nederlandstalige onderwijs is erg populair momenteel. Ik vind dat een goede zaak voor het Nederlands in Brussel maar er zijn ook heel wat mensen die het daar moeilijk mee hebben: die vinden dat veel kinderen en jongeren die bij ons op de banken zitten, beter in een Franstalige school zouden zitten. Hoe staan jullie daar tegenover?
EVDB: Er zitten inderdaad veel leerlingen in onze scholen voor wie het Nederlands pas de derde taal is. Een aantal van hen zou het wellicht makkelijker hebben op een Franstalige school. Maar ouders willen dat hun kinderen slagen in het leven en ze denken dat wij hun zonen en dochters daar beter bij kunnen helpen dan die Franstalige scholen. Als we hen vragen waarom ze voor onze school kiezen, dan zeggen veel ouders: ze leren hier veel én jullie zijn begaan met onze kinderen. En dat klopt: na een doorlichting vorig jaar bleek dat het welbevinden van onze leerlingen zelfs hoger was dan gemiddeld in Vlaanderen.
Claudio Gomes Sanchez: Ik kom zelf uit een tweetalig gezin en ben er van overtuigd dat we naar echt meertalig onderwijs moeten evolueren. Het heeft geen zin van talen te blijven geven zoals we dat in Vlaanderen doen: doordat je hier overal met Frans geconfronteerd wordt, hebben veel kinderen op dat vlak een rijkere woordenschat maar toch zijn de leerboeken hetzelfde. De Brusselse kinderen hebben een andere achtergrond en leven in een andere context dus we moeten dat als een kans zien en gebruiken. Geef geschiedenis in het Engels, wiskunde in het Frans, … en maak zo drietalige scholen.
Dat is niet alleen voor de elite zoals sommige mensen zeggen, ik ben een arbeiderskind en het is met mij ook gelukt. Bovendien: hoe meer talen je kent, hoe makkelijker je nog meer talen leert. Op dat vlak ben ik absoluut een aanhanger van professor Piet Van de Craen (lees hier de babbel met Piet Van de Craen). Dat geldt ook voor de Nederlandstalige kinderen: ik ben er van overtuigd dat we de migratie van Nederlandstalige leerlingen naar de rand kunnen stoppen als we ze een sterk meertalig onderwijs kunnen aanbieden want dat vinden ze elders niet.
BDL: Is de armoede van veel leerlingen niet bepalender voor het slagen dan de taal die ze thuis spreken?
EVDB: De problemen van onze leerlingen zijn inderdaad erg divers: sommige zijn sociaal-economisch achtergesteld, soms hebben ze taalproblemen, andere hebben dan weer studieproblemen, gedragsproblemen of socio-emotionele problemen en vaak is het een combinatie van alles. Begin daar als leraar maar aan. Er zijn gezinnen waar ze met 5 of 6 kinderen één studiekamer moeten delen. Studeren gaat dan erg moeilijk natuurlijk. Sommige jongeren doen erg hun best maar geraken gedemotiveerd omdat er bijvoorbeeld nooit iemand naar de proclamatie komt. Ze komen uit een cultuur waar het belangrijk is om zo snel mogelijk een job te hebben en verder studeren wordt dan als tijdverlies gezien. Ouders kunnen hun kinderen vaak niet ondersteunen want ze hebben zelf niet gestudeerd. Dat verbetert wel generatie na generatie maar het zijn serieuze drempels die die jongeren moeten nemen.
CGS: Je moet hun talenten ook willen zien. Ik ben leerlingen-coach. Geen leerlingenbegeleider – die hebben we ook voor kinderen die extra ondersteuning nodig hebben -, maar leerlingen-coach: ik zoek naar hun sterke kanten en help hen die te ontwikkelen. Zo creëer je kansen. Het is wel zo dat je de GOK-leerlingen (nvdr: kinderen die extra ondersteuning krijgen omdat ze uit een kansarme gezin komen) beter zou moeten kunnen spreiden: nu zijn er scholen waar de problemen geconcentreerd worden en andere die hun verantwoordelijkheid ontlopen. Ik stel vast dat het vooral het GO! is dat die kinderen het meest verder helpt.
BDL: Worden leerkrachten eigenlijk wel voorbereid op het werken met deze leerlingen?
EVDB: Je moet hier pedagoog zijn, empathie kunnen tonen. Leerkrachten die teveel het accent leggen op het pure “weten”, die komen vaak in de problemen. Als school moet je leerlingen veel meer dan alleen maar feiten en kennis bijbrengen, je moet hun competenties ontwikkelen. Dat is een combinatie van kennis, vaardigheden en flexibiliteit. Zo worden onze kinderen ook veel beter voorbereid op hogere studies en later werk. Maar dat vraagt veel werk en energie van onze leraren. Vergeet niet: een les van 50 minuten vraagt in realiteit van de leraar bijna het dubbele: de voorbereiding, het verbeteren van taken, het opvolgen van leerlingen, het invullen van Smartschool (nvdr: een digitaal platform tussen school en leerlingen), … De planlast is erg hoog. Men zegt wel dat men dat weet maar tegelijk wordt er voortdurend bespaard op de ondersteuning. Maar als wij minder uren voor de begeleiding van onze kansarme leerlingen zouden krijgen, dan komt dat wel weer op de schouders van de rest van het korps terecht.
CGS: Als onderwijs de problemen moet oplossen van de maatschappij, dan moet het onderwijs dezelfde middelen krijgen: psychologen, verplegers, zelfs juristen, … Maar dat is niet het geval en het wordt zelfs minder. Vroeger was je leraar en had je gezag. Nu krijgen we alle problemen van de maatschappij op onze nek. En vergis je niet: de visie van de ouders en de school zitten heel vaak op één lijn maar dan is er nog de straat natuurlijk. En de straat kan soms heel gevaarlijk zijn. Wat daar gebeurt, hebben ook de ouders niet altijd onder controle.
We kennen ouders die hun zoon deftig en open-minded hebben opgevoed. Maar die jongen vertrekt naar school en trekt om de hoek een trainingspak aan omdat al zijn vrienden zo rondlopen. Hij is van die extremistische boeken beginnen lezen door zijn kameraden op straat. Die ouders kijken dan wanhopig naar de school om hen te helpen maar wij hebben daar zelf de middelen of de ondersteuning niet voor. Daar ligt een kans voor de overheid: als onze premier jobs, jobs en jobs wil creëren, dan kan dat in het onderwijs. En het zal nog een positief effect hebben op de maatschappij in zijn geheel ook.
BDL: Hoe pak je dan bijvoorbeeld dat extremisme aan? Want dat is toch een probleem dat je niet zomaar kunt negeren.
EVDB: We hebben een charter dat ouders en meerderjarige leerlingen moeten ondertekenen. Daarin stellen we ook dat jongeren op school moeten leren omgaan met diversiteit en dus hun levensbeschouwelijke en politieke overtuiging niet kunnen laten zien. En dat werkt: we hebben hier op school zelden of nooit problemen op dat vlak. Onze leerlingen denken daar trouwens ook veel genuanceerder over dan veel mensen zouden denken. We hadden hier vorig jaar bijvoorbeeld Sam Touzani (lees hier de babbel met Sam Touzani) op bezoek en tijdens de discussie met de leerlingen ging het ook over het recht op blasfemie. Dat was geen zwart-wit gesprek, onze jongeren hadden daar al vaak over nagedacht. Tegelijk tonen we ook respect voor hun overtuiging: zo hebben we aan de uitgang spiegels opgehangen zodat leerlingen die op straat een hoofddoek dragen, die netjes kunnen aandoen. Ze waarderen dat.
BDL: Maar eigenlijk creëer je een onrealistische situatie want op straat worden ze wel geconfronteerd met hoofddoeken, keppeltjes en andere symbolen. Zou het niet beter zijn van hen te leren dat, zelfs al heb je zelf een uitgesproken mening, je dan nog altijd anderen in hun overtuiging moet respecteren? Het Engelse model dat een hoofddoek achter het loket toelaat maar streng toekijkt op de neutraliteit van het gedrag van de werknemers.
CGS: Ik geloof niet dat dat kan werken omdat de sociale druk dan veel te hoog zal liggen. Leerlingen zullen bekijken wat er op elkaars boterham ligt en meisjes die geen hoofddoek dragen uitsluiten. Leerkrachten zullen onder druk worden gezet: over liefde praten in een Franse les bijvoorbeeld zal moeilijk worden. De islam is voor veel jongeren een symbool van verzet tegen het Westen en riskeert dan een uniform te worden. In een school moet de rede zegevieren en hebben religie en politiek niets te zoeken.
EVDB: Voor je zo’n Engels model kan invoeren, moeten we af van de concentratiescholen: ook alle scholen van alle netten zouden dan genoeg moslimleerlingen moeten opnemen. En – zeer belangrijk – de extremen zoals het salafisme moeten er uit, moeten volgens mij zelfs aangepakt worden door de overheid. De Marokkaanse ouders zijn eigenlijk malikieten wat een veel gematigder strekking is. Hun kinderen komen via gratis boekjes echter in contact met het fundamentalistische salafisme dat heel sterk door Saoudi-Arabië gepromoot wordt. En plots zie je dat jongeren elkaar verplichten een hoofddoek te dragen en soms zelfs hun ouders onder druk zetten omdat die niet strikt genoeg zijn, geen goede moslims zouden zijn. Met de middelen die wij als school hebben, kunnen we daar niet tegenop. Dus om problemen te vermijden, voeren wij een realpolitik.
BDL: Verwachten we als samenleving te veel van de scholen?
EVDB: Er zijn zoveel gezinnen waar het moeilijk gaat en er wordt dan inderdaad heel vaak verwacht dat de school of de leerkrachten hét wel zullen oplossen. Waarom zie je op school vaak alleen maar moeders naar het oudercontact komen? De vaders durven vaak niet. Ze vluchten naar de cafés omdat ze teleurgesteld zijn in zichzelf. Men doet terecht veel voor Marokkaanse vrouwen maar het lijden van de vaders blijft heel vaak onzichtbaar. Als ouders hun kinderen niet meer onder controle hebben, hoe kan je dat dan verwachten van een leraar die een hele klas voor zich heeft?
CGS: Dan zit je gevangen: als leraar heb je het beste voor met je leerlingen en er is een enorme maatschappelijke druk om ze verder te helpen. Maar toch krijgen we van die maatschappij de middelen niet. Je ziet zo dat dat niet goed kan aflopen.
EVDB: Daarom proberen wij van onderuit te werken. Ik wil geen autoritair directeur zijn die alles wantrouwig controleert. Ik probeer samen met de leerlingen en mijn team tot afspraken te komen en dan zie je dat ze die ook beter respecteren en dat ze zichzelf sturen. Vergis je niet, het is geen laissez-faire want de regels zijn soms best wel strikt. Maar het is hard met een hart. Het is tof te zien dat een jongere zijn of haar vriend of vriendin wijst op een afspraak. Je leerkrachten hoeven geen “controleurs” meer te zijn, wat ze heel aangenaam vinden en je leerlingen groeien op tot verantwoordelijke volwassenen.