Dat de automobilist uit Brussel wordt ‘weggepest’, zoals hier gisteren werd geopperd, vindt Bruno De Lille kort door de bocht geredeneerd. Auto’s blijven welkom in de hoofdstad. Wel is hij ervan overtuigd dat er alternatieven moeten worden aangeboord waar mogelijk.
Ik moet dringend een kop koffie gaan drinken met de heer Bontemps van Febiac, dacht ik dinsdagochtend toen ik zijn opiniestuk las. De man stelt namelijk interessante vragen. ‘Moeten alle auto’s weg uit Brussel?’ wil hij weten. Als hij me had gebeld of gemaild, dan had ik hem gerust kunnen stellen: neen, de Brusselse regering is niet tegen de auto. Integendeel, ze wil dat mensen die hun auto nodig hebben vlot kunnen rondrijden, de hulpdiensten bijvoorbeeld, wat nu nog nauwelijks het geval is.
Om dit te bereiken, moet de autodruk in Brussel met 20 procent naar beneden. Omdat we niet ook 20 procent mensen uit Brussel willen houden, trekken we voluit de kaart van het openbaar vervoer (aparte bus- en trambeddingen, extra metro), de fiets (meer veilige en comfortabele fietspaden, fietssnelwegen) en de voetgangers (voetgangerszones, bredere en betere voetpaden). Zo creëer je een vlotter verkeer voor de andere auto’s, meer levenskwaliteit voor de Brusselaars, minder vervuiling, winkels die opnieuw bereikbaar worden en leveringen die op tijd gebeuren. Je vraagt je af wie daar nu tegen zou kunnen zijn?
Geen morzel gronds
Febiac blijkbaar. Zij gaan er namelijk van uit dat de uitbreiding van trambeddingen, busbanen en fietsvoorzieningen enkel dient om het autoverkeer te versmachten. Ze willen al die dingen wel, maar daarbij mag niet geraakt worden aan de plaats voor de auto in Brussel. Geen morzel gronds mag men aan Koning Auto ontwringen.
Helaas is dat in Brussel niet mogelijk. Brussel is een dichtbebouwd gewest met vele (te) smalle straten. Als je aan de ene iets bijgeeft, dan moet je het van de andere afnemen. Een én-én-verhaal is hier niet mogelijk. Dus moet er gekozen worden. Zolang we enkel blijven kijken naar de belangen van de individuele automobilist, zal er niet veel veranderen aan de slopende verkeersopstoppingen die we vandaag in Brussel kennen: spitsuur van 6 tot 10 uur ‘s ochtends en iedereen staat stil. Meneer Bontemps vergelijkt het autoverkeer graag met water dat altijd zijn weg zoekt. Wel, dat water heeft al jaren geleden niet alleen onze hoofdwegen maar ook al onze woonbuurten doen vollopen.
Het is dus tijd om de kraan een beetje dicht te draaien. Om manieren te zoeken die meer zoden aan de dijk brengen. Oplossingen die ervoor zorgen dat de wagens die rijden effectief kunnen rijden.
Als we niet nog meer wegen willen betonneren, dan moet er gezocht worden naar alternatieve manieren om mensen meer mobiel te laten zijn zonder dat de wegen verder dichtslibben.
Gelukkig bestaan die oplossingen. Het grote voordeel is dat die oplossingen ook nog eens bijdragen tot een betere leefomgeving van de Brusselaars, meer verkeersveiligheid, meer sociale contacten. Zoals we het allemaal graag horen: een win-win voor alle partijen.
Dat is mogelijk. Andere steden bewezen het al. Bovendien weten we uit studies dat een vierde van de verplaatsingen per auto in Brussel gebeuren voor afstanden korter dan één kilometer, en bijna twee derde voor afstanden korter dan vijf kilometer. Laten we die mensen een veilig, comfortabel en snel alternatief geven en een groot deel ervan kan overschakelen op een meer duurzame manier van verplaatsen.
Geen alternatief
Dat zal trouwens ten goede komen aan automobilisten die geen alternatief hebben. Zij zullen zich vlotter kunnen verplaatsen. Febiac zou dus beter het geweer van schouder veranderen: als ze echt de belangen van de automobilisten willen verdedigen, dan kiezen ze toch voor diegenen die vastzitten in het verkeer omdat er te veel anderen hun wagen niet laten staan voor kleine afstanden, omdat er geen alternatief is of omdat ze dat alternatief niet kennen.
Die alternatieven gaan promoten om het korteafstandsvervoer van de weg te halen, daar zou Febiac samen met de Brusselse regering werk van kunnen maken.
En dan moeten er dringend nog een paar cowboyverhalen de wereld uit. Zo denkt meneer Bontemps dat Brussel de pendelparkings opzettelijk erg duur maakt. Dat klopt niet. Op dit moment zijn die parkings gratis voor de pendelaars die zich daarna met het openbaar vervoer naar hun werk begeven. Ook aan de Erasmus-metrohalte. Daar zijn echter niet alle parkeerplaatsen voorbehouden voor de pendelaars, omdat de parking ook het ziekenhuis moet bedienen. Voor de plaatsen voor het ziekenhuis moet je wel betalen.
Voorts zouden de verkeerslichten op de Keizer Karellaan opzettelijk slecht op elkaar afgestemd zijn. Ik zou bovendien verklaard hebben dat dit doelbewust was. Laten we duidelijk zijn: ik heb dit nooit gezegd en bovendien is het niet zo. Er liggen wel twee woonwijken naast die laan, met scholen, winkels en buurtbewoners die al eens een stapje in de wereld willen zetten. Die lichten staan daar om hun veiligheid te garanderen en ervoor te zorgen dat zij bereikbaar zijn. Vanuit het standpunt van Febiac, dat graag een stadsautostrade tot aan de tunnels van Koekelberg wil, wellicht een slechte zaak. Vanuit het standpunt van iemand die van Brussel een levendige en veilige stad wil maken, de enige logische keuze.
U merkt het, meneer Bontemps, hoog tijd dat wij eens samen koffie drinken. Op het autovrije Sint-Katelijneplein? Als u op tijd wil zijn, komt u het best met de metro. Ik kom wel met de fiets. Dan gaan we samen bespreken hoe we van Brussel een leefbare én toegankelijke stad kunnen maken. Dit is een mooie uitdaging die we samen kunnen aangaan en die niet alleen ons heel wat voldoening zal schenken.
Bruno De Lille
Wie? Staatssecretaris voor mobiliteit in de Brusselse regering. Wat? Laten we mensen die alleen kleine afstanden afleggen een veilig, comfortabel en snel alternatief geven voor de auto. Waarom? Automobilisten die geen alternatief hebben zullen zich dan vlotter kunnen verplaatsen.
Je leest het opiniestuk in De Standaard hier: http://www.standaard.be/cnt/9r2vma4j