Het is heet in Brussel. En dan heb ik het niet over de temperatuur maar over de (on)veiligheid. Er was de terechte aanklacht tegen het alom aanwezige seksisme, er waren gewelddadige incidenten met de politie, er heerst het broeierige gevoel dat er ‘iets’ op til is, dat de buil zal barsten, …
En dan lopen de gemoederen op. In de krantenkolommen bijvoorbeeld. Waar mensen die eigenlijk hetzelfde willen, t.t.z. een stad waar je altijd en overal veilig kunt rondlopen, elkaar met vuur en vlam te lijf gaan. Alleen bleven de discussies te vaak steken in een debat over het (al dan niet durven) aanwijzen van de oorzaken en vergat men de stap te zetten naar de concrete oplossingen die Brussel nodig heeft.
Het leek het klassieke these – antithese – synthese verhaal. Luckas Vander Taelen verklaart dat de overtreders hard aangepakt moeten worden en voor hun persoonlijke verantwoordelijkheid gezet moeten worden en Paul Pataer reageert dat de socio-economische achtergrond, discriminatie en dé maatschappij ook in rekening gebracht moeten worden.
Ze hebben eigenlijk allebei gelijk en ongelijk: ze hebben allebei gelijk want ze belichten elk een deel van het probleem, ze hebben allebei ongelijk want ze belichten elk maar een deel van het probleem.
De synthese – die Groen eigenlijk al jaren geleden gemaakt heeft, lees er onze programma’s, wetsvoorstellen en interviews maar op na – is dan dat de hele keten in orde moet zijn. Als mensen over de schreef gaan, moeten ze meteen op de vingers getikt worden om dit gedrag te stoppen (de slachtoffers hebben daar recht op). Maar daarna moet er ook gekeken worden of er inderdaad geen maatschappelijke oorzaken zijn die dit gedrag in de hand werkten. Want als je die oorzaken niet aanpakt, zal het probleem of de overlast zich met anderen herhalen, herhalen en herhalen.
Om een efficiënt veiligheidsbeleid te kunnen voeren, moeten gemeenten, politie en justitie echter op één lijn zitten. Een basisvoorwaarde die vandaag niet vervuld is. En helaas zijn het de burgers die de gevolgen hiervan moeten dragen.
Nu kan je je inderdaad makkelijk verliezen in discussies over de oorzaken van het geweld of de onveiligheid. Belangrijker is echter de zoektocht naar oplossingen.
Respect voor de politie
Allereerst moeten we het respect voor de politie herstellen. Het is al vaker gezegd maar als je ook de zgn. kleine overtredingen niet aanpakt, creëer je een sfeer van straffeloosheid. Ik heb het zowel over politieagenten die niet reageren als mensen in hun bijzijn door het rood oversteken; over overtredingen die niet beboet worden (foutparkeren op fiets- of zebrapaden bv) als over negatieve communicatie naar de burgers i.v.m. regels die overtreden ‘mogen’ worden (de boetes vanaf 57 km/u in zone 30) of over pv’s die toch sowieso geseponeerd zouden worden (de reactie bij een aangifte van een ingeslagen autoruit bijvoorbeeld). Elke agent die dit toelaat, zet niet alleen zijn eigen geloofwaardigheid op het spel maar meteen die van heel het korps.
Snel straffen
Bovendien moet de straf snel komen. Het werkt niet ontradend of corrigerend als overtreders die opgepakt of betrapt worden, meteen daarna losgelaten worden en pas maanden of zelfs jaren later een boete of straf ontvangen. Het is net als met kinderen opvoeden: de straf moet onmiddellijk gelinkt zijn aan de fout, anders komt er geen schuldbesef. De Gemeentelijke Administratieve Sancties (GAS) helpen daarbij, al blijft het eigenlijk een systeem dat de gemeenten verplicht de zwakheid of het slecht-functioneren van het gerecht te compenseren.
Het wordt trouwens ook hoog tijd dat er meer eenvormigheid in het GAS-systeem komt. Het feit dat de GAS van gemeente tot gemeente sterk verschillen en het feit dat overlast in sommige gemeenten wel erg ruim wordt geïnterpreteerd, is meteen ook de zwakheid van het systeem. Willen we dat het draagvlak voor de GAS blijft bestaan, dan moeten we dit bijsturen.
Aanspreekbare agenten
De politie moet ook zichtbaar en aanspreekbaar zijn. We zijn niets met politieagenten die snel snel in hun politiecombi door de straat rijden, fietsbrigades of agenten te voet zijn veel toegankelijker. We moeten ervoor zorgen dat mensen ‘hun’ agent kennen, hem durven aanspreken en informeren en weten te vinden. Zodat ze beseffen dat de politie er misschien niet altijd is, maar er wel zal zijn als ze nodig is. Hebben we daarvoor meer agenten nodig? Misschien. Misschien ook niet. In sommige zones doet het gerucht de ronde dat je aan de politie moet melden dat men dreigt te schieten of dat er anders het eerste halfuur geen patrouille langskomt. Maar in de zone Schaarbeek slaagt men er sinds enige tijd in, zonder het korps uit te breiden, binnen de 5 minuten ter plekke te zijn als er een oproep komt.
Eén politiezone voor het Gewest
Wat de Brusselaars niet begrijpen – terecht niet begrijpen – is dat dit wel kan in de ene zone en niet in de andere. Dat heeft niets te maken met betere of slechtere agenten (integendeel: het is dankzij de vele gemotiveerde agenten die onze hoofdstad kent, dat de situatie meestal nog beheersbaar is) maar wel met (politieke) keuzes, leiding, sturing…
En bij die politieke sturing kunnen we ons veel vragen stellen. In heel wat politiezones is er een constante concurrentie tussen de verschillende leden van het politiecollege met als triest orgelpunt de constante na-ijver tussen de burgemeesters van Brussel en Elsene die ervoor zorgde dat de belangrijkste politiezone van het Gewest maanden niet optimaal kon functioneren.
Vandaar dat ik blijf pleiten voor de eenmaking van de 6 politiezones o.l.v. de Brusselse Minister-president of een Minister van veiligheid. Het belangrijkste daarbij is dat er én een sterk aanwezige wijkpolitie komt (dicht bij de mensen) en een gewestpolitie die drugs, grote criminaliteit, rellen, … aanpakt. Onze politiezones bestaan intussen 10 jaar en zelfs al is niet alles kommer en kwel, toch hebben de Brusselaars niet het gevoel dat het gewest er veiliger op geworden is. Tijd dus om de volgende stap te zetten.
En wat met het parket?
Tegelijkertijd moeten we in alle openheid een discussie voeren over en met het parket. Momenteel geeft het parket de indruk dat het op eigen houtje kan beslissen welke overtredingen echt bestraft zullen worden. Misschien klopt het dat het parket te weinig mensen en middelen heeft maar de optie “enkel te bestraffen indien tijd, geld en goesting” staat nergens in onze wetboeken. Dus moeten we dat debat dringend houden.
Dan kan er gepraat worden over middelen (ook in vergelijking met onze buurlanden), weet iedereen wat de implicaties zijn van het al dan niet voorzien van die middelen en kunnen we ook de efficiëntie van de verschillende parketten vergelijken. Bovendien moet deze discussie volledig transparant verlopen: de burgers hebben het recht te weten waar ze aan toe zijn.
Eén aanpak voor de ‘probleemwijken’
En tenslotte hebben we inderdaad een uniforme aanpak nodig van onze ‘probleemwijken’. Want die zijn er. Het zijn geen no-go-zones zoals sommigen beweren maar plaatsen in de stad waar alle problemen samen komen en waar bij het minste geringste de vlam in de pan slaat.
Politie-expert Cyrille Fijnaut pleit in Knack (15/8/2012) voor een grondige studie van deze wijken, een studie die mee de aanpak van de problemen in die wijken moet bepalen. Ik volg hem volledig. Als het tenminste op zo’n manier gebeurt dat iedereen zijn taboes even aan de kant schuift. Zodat er over alles gepraat mag worden.
Over de persoonlijke verantwoordelijkheid. Want het is niet omdat je arm bent, dat je helemaal geen kansen krijgt of crimineel moet worden (de meeste armen mensen bewijzen dat trouwens elke dag).
Over de socio-economische achterstelling en discriminatie. Want die bestaan wel degelijk. En je kunt het niet aan de slachtoffers overlaten van de mechanismes erachter aan te pakken.
Over de rol van het onderwijs. Dat er voldoende goede en sociaal gemengde scholen moeten zijn. Zowel Franstalige als Nederlandstalige als meertalige. Dat de vuilbakscholen er uit moeten.
Over …
En laten we dan op basis van deze studie en aanbevelingen met de verschillende gemeenten, het gewest én de gemeenschappen samen tot een actieplan komen. Niet elk in zijn hoekje op zijn manier. Maar samen werken aan de uitvoering van hetzelfde actieplan. Het is niet nodig om daarvoor alle structuren te hervormen (begrijp me niet verkeerd: sommige structuren kunnen beter en efficiënter maar al te vaak verschuilen mensen zich hierachter om nu niets te moeten doen), dat kan vandaag al beginnen. Willen is kunnen.
En als we dan over enkele jaren in de krant lezen “dat het weer heet wordt in Brussel”, dan weten we dat het over de temperatuur gaat. En alleen maar over de temperatuur.