Vrolijk en roze. Zo kon je de sfeer vorige week vrijdag in de school waar mijn zoontje zit, het best omschrijven. Vrolijk want het eerste, tweede en derde middelbaar trok de stad in en dat zagen de leerlingen wel zitten. Roze want … tja, ze droegen allemaal wel iets roze of ze waren zo beschilderd. “We gaan homo’s bevrijden”, riep er één van hen in het voorbijlopen. Waar en hoe zei hij er niet bij dus ik bleef met heel veel vragen achter: ik had ook wel eens een homo willen bevrijden.

Daar kreeg ik ’s middags trouwens de kans toe want Amnesty International, de aanstoker van heel dat roze gedoe, hield op het Muntplein een “Schrijf-ze-VASTdag”, een actie om geweld tegen LGBT’s waar ook ter wereld te bestraffen en te stoppen. Het was een mooi gezicht: leerlingen, leerkrachten en toevallige passanten die samen brieven zaten te schrijven of – de kleintjes dan – tekeningen vol regenbogen maakten.

Toen ik met een van de leerkrachten stond te praten, bleek dat er trouwens nog wel wat meer mensen hadden kunnen zijn. Want niet alle leerlingen waren meegekomen. Niet iedereen zag het zitten om homorechten te verdedigen. Natuurlijk vonden ze niet dat mensen moesten opgesloten worden omdat ze homo of lesbisch zijn. Maar ze vonden heel dat homogedoe toch maar niks en dus wilden ze daar liefst niet aan gelinkt worden. Laat staat dat ze er brieven voor zouden gaan schrijven.

De lerares in kwestie werd er wat wanhopig van. “We werken rond discriminatie, rond uitsluiting, … en daar hebben ze blijkbaar niets van opgestoken. Ze worden zelf voortdurend scheef bekeken en toch kunnen ze geen respect opbrengen voor iemand die anders is.” Ze keek triest, wat teleurgesteld zelfs.

Het deed me terugdenken aan de tijd toen ik zelf nog scholenwerking deed. We kwamen dan steevast tijdens de lessen godsdienst of zedenleer terecht in klassen vol leerlingen die zich om ter stoerst gedroegen tegenover de “jeanetten” die wij in hun ogen waren. En dus begonnen we meestal met een rondje waarbij wij eens polsten naar alle scheldwoorden die ze kenden voor homo’s of lesbiennes. De grofste dingen kwamen dan naar boven. Eens de beginschaamte wegviel, smeten ze de verwijten met groeiend plezier in de groep. En bij elk scheldwoord zag je de leraar of lerares verbaasder kijken want zo kenden ze hun leerlingen niet.

Maar eens dat achter de rug was, kwam de discussie los. En dan merkte je dat ze eigenlijk vooral bezorgd waren om hun imago. Om wat de anderen van hen zouden denken. Het maakte trouwens geen verschil of het een klas vol witte dan wel gekleurde jongeren was: op die leeftijd zitten ze bijna allemaal wat met zichzelf in de knoop.

Een andere leraar bevestigde dat. Ze hadden het jaar ervoor in zijn school net hetzelfde meegemaakt: jongens (én meisjes trouwens) die elkaar opjutten en weigerden mee te gaan naar de Amnesty-actie. En dus had hij daarna een Genderweek georganiseerd over alle man-vrouw-stereotypes. Een hele week lang discussies, workshops en debatten. Goed gedaan en goed gelukt want dit jaar waren de stoerste jongens de eerste geweest die hun gezicht vol roze strepen hadden gezet.

Ik vond het een mooi verhaal. Het zal waarschijnlijk niet altijd zo goed lukken of aflopen. Maar het toont wel dat je nooit moet wanhopen. Als je bedenkt hoe vaak je zelf al van mening bent veranderd omdat je iets meemaakt, iemand hoort of leert kennen, … waarom zouden andere mensen dan wel altijd onverzettelijk zijn in hun standpunten? Maar als we het al op voorhand opgeven, als we zelfs de moeite niet meer doen om mensen te overtuigen, dan kunnen we alleen maar teleurgesteld zijn. Misschien was dat het mooie aan die actie van Amnesty International: je bevrijdt er niet alleen “homo’s” mee, maar ook een beetje jezelf.bruno_sjaal