Brussel mag blij zijn met inwoners als Judith Vanistendael. Niet alleen maakt ze prachtige stripverhalen (De Maagd en de Neger, Toen David zijn stem verloor) en tekeningen, als de stad een duwtje nodig heeft dan draagt ze haar steentje bij want engagement heeft ze te over. Ik leerde Judith eind de jaren ’90 kennen op een actie voor mensen zonder papieren. Later kwam ik ze tegen in de strijd tegen extreem-rechts (Geen mol in mijn tuin) en in de beweging voor een auto-arme stad (pic-nic The street & lees haar fietsmanifest er maar op na). Tijd dus voor een babbel over verantwoordelijkheid, over het samenleven van al die verschillende Brusselaars (en hoe moeilijk dat soms is) en over wat Brussel voor haar en haar verhalen betekent.
Judith Vanistendael: Natuurlijk is Brussel belangrijk in mijn verhalen. De omgeving waarin mijn verhalen zich afspelen is bepalend voor wat er gebeurt. Een Togolese vluchteling kom je sneller in Brussel tegen dan bijvoorbeeld in Berlijn dus mijn strip De Maagd en de Neger had zich daar niet kunnen afspelen. Met Michiel Decock maak ik “Rosie en Moussa” en die kinderboeken spelen zich af op een onbestemde plek in de grootstad. Maar eigenlijk gebeurt alles in de sociale woonblokken in Molenbeek aan het kanaal, achter de Bellevue en in de Heyvaertwijk. De boeken gaan over twee kinderen, een blank meisje en een bruin jongetje die elkaar in zo’n woonblok leren kennen. Natuurlijk is de sociale woonblok in de grootstad niet het thema, maar de grootstad maakt mee het verhaal. Andere plekken geven andere mensen en geven dus een ander verhaal.
Bruno De Lille: Is dat ook een van de redenen waarom je in Brussel woont?
J.V.: Waarom woon ik in Brussel? Dat vraag ik mij de laatste jaren wel vaker af. Soms vrees ik dat de voordelen voor mij niet altijd meer opwegen tegen de nadelen. Sowieso vind ik een stedelijke omgeving een interessante omgeving, een positieve omgeving. Brussel is bijvoorbeeld heel open. Je hebt zoveel verschillende culturen, achtergronden en soorten mensen dat je uiteindelijk je mening op een heel vrije manier kan vormen. Niet zoals in Parijs bijvoorbeeld waar het algemene discours over wat je moet vinden, hoe je je moet gedragen veel dwingender, bijna dogmatisch is. In Brussel heb je geen grote groepen en heerst er eigenlijk een hele erg anarchistische basishouding. En dat vind ik heel aangenaam. Brussel is volgens mij een heel goed voorbeeld van hoe de toekomst er zal uitzien. Het is een soort lappendeken.
Maar de evolutie naar die toekomst gaat zo langzaam, met zoveel vallen en opstaan. Het lijkt soms zo moeilijk om al die culturen te doen samenleven. Dat elke dag te beleven, is extreem vermoeiend. Dat slorpt heel veel energie op en dat begint me te storen. Brussel kan mij dan ongelofelijk op mijn zenuwen werken.
B.D.L.: Dat is toch niet typisch voor Brussel?
J.V.: Maar hier in Brussel beleven we dat wel extreem. In Molenbeek zie je bijvoorbeeld aan de ene kant De Klimpaal, een Freinetschool die opgericht is door een aantal blanke hoogopgeleide universitairen waar er ook vooral een instroom is van alleen dat soort mensen. Die zitten daar in een soort cocon. Dan heb je de andere scholen die soms echt op hun tandvlees zitten omdat er net te weinig kinderen van hoger opgeleiden of uit de middenklasse naartoe komen. Ik sta achter de idee van totale integratie, van volledig gemengde scholen maar vandaag zie je dat er een duidelijke scheiding is.
B.D.L.: Ik vrees soms dat veel mensen best tevreden zijn met die opsplitsing. Zo moeten ze ook geen moeite doen om hun eigen manier van leven eens in vraag te stellen.
J.V.: Ik weet wel zeker dat de meeste mensen dat niet zo erg vinden maar ik wel. Het is een soort mislukking. Dat is juist de kloof die je moet kunnen dichten. Alle Brusselse kinderen zouden gelijke kansen moeten krijgen maar voor velen van hen staat er een soort Himalaya in de weg.
Vierwinden, de school waar mijn kinderen zitten, doet dat fantastisch. De school heeft een heel sterke ouderwerking en steekt veel energie in het betrekken van alle ouders. Ze hebben bijvoorbeeld heel veel aandacht voor andere sociale structuren en proberen oplossingen te vinden die iedereen bevallen. Dat is niet altijd makkelijk natuurlijk. De Marokkaanse mama’s willen bijvoorbeeld de ouderraad overdag, want ’s avonds willen ze de kinderen niet alleen laten. De Vlaamse mama’s en papa’s zeggen dan weer dat ze overdag moeten werken. Dus wanneer doe je het dan? Het zijn eigenlijk heel stomme, kleine details die mee bepalen of integratie lukt of niet. Vierwinden probeert echt tussenoplossingen te vinden en voor iedereen respect op te brengen.
B.D.L.: Is dat niet het probleem: dat mensen altijd vinden dat zij gerespecteerd moeten worden maar vaak vergeten dat respect iets is dat wederkerig is?
J.V.: Inderdaad. De meeste mensen hebben geen flauw idee van wat het betekent om zich te moeten aanpassen aan een andere cultuur. Dat gaat van de dagelijkse omgang met anderen tot het gewicht wat je bijvoorbeeld geeft aan een job. Men beseft niet wat het met je doet als echt alles wat je geleerd hebt, in vraag gesteld wordt. Mensen hebben geen idee van wat het betekent om in een ander land te wonen dat niet het jouwe is en je daar volledig aan te passen. Vergeet niet dat de Europese cultuur wereldwijd zo bepalend is dat wij perfect ergens anders kunnen gaan wonen en ons toch nog redelijk Europees mogen gedragen zonder dat men dat vreemd vindt. Dat is een luxepositie. Andersom gaat dat niet of wordt dat in elk geval niet geaccepteerd.
En of dat nu de eerste generatie migranten is of de derde of vierde generatie, dat maakt niet zoveel uit. De cultuur van de Marokkaanse gemeenschap in Molenbeek is niet de Westerse cultuur, hé. De identiteit van die mensen wordt gevormd door zowel de cultuur van hun land van herkomst als door de cultuur die hier heerst. Dus speelt voor velen van hen voortdurend de vraag waar ze nu precies staan. Dat is niet gemakkelijk.
B.D.L.: Bovendien worden ze voortdurend aan die herkomst herinnerd. Een Turk van de derde generatie die zichzelf misschien op de eerste plaats als Belg ziet, zal door de meeste mensen toch als Turk worden gezien of bestempeld.
J.V.: Ja, dat gebeurt de hele tijd.. Ik denk dat wij heel erg onderschatten hoe moeilijk dat is. Bovendien heb je dan nog de sociale factor. We leven helaas nog altijd in een klassenmaatschappij en heel veel vreemdelingen in Brussel behoren tot de lagere klasse. Maar de hogere klasse wil de lagere klasse niet in zijn omgeving. Vroeger niet en nu niet. Misschien is dat trouwens vooral de reden waarom het contact uitblijft: het gaat eerder een klassenconflict dan om het puur wegduwen van vreemdelingen. Ze hebben niets tegen gekleurden, zolang ze maar tot de middenklasse behoren. Zolang die persoon maar meedraait in het systeem.
Het is misschien onuitgesproken en onbewust, maar uiteindelijk zie je wel twee lagen in de samenleving waarbij de ene duidelijk sterker is en meer kansen krijgt en de andere niet. Tegelijk zie je dat zij die het sterkst staan vaak ook het bangst zijn. Normaal natuurlijk want ze hebben ook veel te verliezen. Maar dat maakt het er niet makkelijker op.
B.D.L.: Wat doen we eraan?
J.V.: Het is moeilijk om daar een antwoord op te geven. Ik denk dat de manier waarop je je stad inricht daarbij erg belangrijk is. Je moet genoeg ruimte hebt om tot rust te kunnen komen in een stad. Dan gaan mensen meer ontspannen op elkaars aanwezigheid reageren. In Molenbeek kom je altijd en overal mensen tegen, is er gedoe, is er veel vuiligheid op straat. Er zijn bijna geen pleinen of parken om tot rust te komen. Maar je komt pas tot rust in een samenleving waar er veel toegankelijke, rustige plaatsen zijn. Plaatsen ook die niet afhankelijk zijn van je status of wat dan ook, waar je gewoon kunt zijn en waar je een aangename omgeving hebt om je zintuigen te laten kalmeren. Ik denk dat dat heel veel zou helpen.
Je ziet dat vandaag al in Berlijn, Rome, … Ik was juist in Rome en je hebt daar natuurlijk veel drukke en hectische plekken, maar er zijn ook veel pleintjes met fonteinen die ingesloten zijn door huizen, waar banken staan en er ruimte is om te gaan zitten. Je kunt daar een parallelle straat inslaan en plots is het rustig en aangenaam. Iedereen had daar ook planten op zijn balkons. Waar zie je dat in Brussel? In Brussel heb je heel weinig openbare ruimtes waar er een soort lieflijkheid is. Berlijn heeft dat veel meer, net als Sevilla, Amsterdam en zelfs Parijs heeft dat een beetje meer dan Brussel. We hebben veel meer nood aan een openbare ruimte op mensenmaat.
B.D.L.: Je staat toch niet alleen met die vaststelling? Er zijn de laatste tijd zelfs meer en meer bewegingen die van onderuit de zaken zelf in beweging proberen te zetten. Dat is toch hoopgevend?
J.V.: We zijn daar niet uniek in hoor, je ziet dat overal in Europa. Spanje is daar bijvoorbeeld heel sterk in. Spanjaarden durven zelfs zelf in te grijpen in de openbare ruimte. Ik heb veel sympathie voor zo’n bewegingen, – ik heb trouwens de affiche gemaakt voor ‘Pic Nic the Street’ -, maar tegelijk stel ik vast dat het vaak over onderonsjes van hetzelfde soort mensen gaat. ‘Pic Nic the Street’ was bijvoorbeeld een Vlaams ons-kent-ons verhaal. Ik heb het nochtans ook gepromoot door flyers uit te delen in de school van mijn kinderen maar het is niet gelukt. Er is een soort kloof. Ik zou echt veel gelukkiger zijn met die actie als er daar echt een gemengd publiek van Brusselaars zou geweest zijn. Dat is echt waar we met zijn allen actief moeten aan werken.
B.D.L.: Ik ben toch blij met dat soort initiatieven. Fatalistisch worden en altijd verlangen naar het perfecte, levert namelijk weinig op.
J.V.: Natuurlijk moet je niet fatalistisch zijn. Het kan lukken maar er moet meer energie in gepompt worden. Brussel is mismeesterd geweest. In de laatste twee decennia is het echt verbeterd maar we zitten nog altijd met de erfenis van het verleden. Je hebt bovendien een bevolking die wanbeleid gewoon is en totale anarchie. Als overheid moet je de mensen ook een beetje opvoeden.
Ik vind trouwens ook dat de gemeenten afgeschaft moeten worden en Brussel één groot gewest moet worden. Ik denk dat dat al heel veel zal helpen. Doe normaal. Maak er een stad van in plaats van negentien gemeenten. En regeer dat. Je kunt een veel beter beleid voeren met een heldere structuur. New York en Berlijn hebben ook maar één burgemeester.
B.D.L.: Ik ben het met je eens maar wil wel een opmerking maken: als mensen zeggen dat ze een krachtig bestuur willen, gaan ze er altijd van uit dat dat ook een goed bestuur zal zijn. Maar wie garandeert dat?
J.V.: Als ik kijk naar het beleid in heel wat andere Europese steden, dan zie ik toch dat het daar vaak gaat in de richting van wat ik aangenaam vind. Natuurlijk moet zo’n burgemeester er niet als een verlichte despoot van alles doordrukken in de stad. Maar het algemeen beleid, de visie, dat wel.
Om misschien een grotesk voorbeeld te geven: de piramides zijn er alleen maar omdat er dictators waren die wilden dat ze gebouwd werden. Ik wil natuurlijk geen dictator in Brussel maar je kunt alleen maar grote stappen zetten als je een beetje machtsconcentratie hebt. Nu zijn er teveel mensen die zich met al die belangrijke beslissingen kunnen bemoeien, het gaat eerder om politieke machtsspelletjes dan om visie. Hoe lang heeft het geduurd om de buurt aan het Kanaal opnieuw aan te leggen? Dat heeft decennia gevraagd en het is nog niet rond. In welke andere stad wordt er ’s nachts door het Gewest een fietspad aangelegd om ervoor te zorgen dat de gemeente de aanleg niet zou boycotten? Het is zo surrealistisch dat het weer grappig wordt.
B.D.L.: Het feit of een stad aangenaam is of niet, wordt toch ook voor een groot deel bepaald door de bewoners zelf. Als de straat vuil ligt, dan heeft iemand die vuiligheid daar toch gegooid, niet? Moeten we mensen niet meer op hun eigen verantwoordelijkheid wijzen?
J.V.: Ja en nee. Het heeft namelijk ook gewoon met de organisatie van je stad te maken. Het helpt echt als het groot huisvuil bijvoorbeeld elke week op donderdag kan worden buitengezet. Dat is zo simpel om te onthouden. Maar in Brussel… Om je groot huisvuil opgehaald te krijgen? Je moet daarvoor kunnen toveren. In Amsterdam gebeurt het elke week. In andere steden, zoals Pamplona, is er in elke wijk een containerpark. In Brussel zijn er maar twee.
Maar natuurlijk moet je mensen wel duidelijk maken dat de stad van hen is. Ik heb een tijd geleden ontdekt dat een deel van het sluikstort in mijn straat gewoon veroorzaakt werd door mijn overbuurvrouw. Er zijn dus mensen die het zelfs niet belangrijk vinden hun eigen straat proper te houden. Dan moet je inderdaad aan dat verantwoordelijkheidsgevoel werken. Liefst van kleins af aan: je zou anders les moeten gaan geven en kinderen veel meer vertrouwen moeten geven en verantwoordelijkheid laten nemen. In de scholen in België moet je luisteren en zwijgen, maar je leert niet dat je verantwoordelijk bent en een plaats in de samenleving hebt.
Maar we komen van heel ver in Brussel. Ik fietste altijd veel door Brussel als kind en toen was ik de enige en de stad was overal grijs, groot en vuil. Dat is gelukkig aan het veranderen. Te traag naar mijn zin maar er is vooruitgang.
B.D.L.: Er is dus niet alleen twijfel over Brussel. Zie je je vertrekken?
J.V.: Maar nee. Ik ben van Brussel en dat krijg je er niet uit. Ik ben in deze stad opgegroeid, mijn familie woont er en ik heb hier een uitgebreid sociaal netwerk. Bovendien verveel ik me in steden waar slechts één taal gesproken wordt. Dat is niet arrogant bedoeld, maar ik word daar ongemakkelijk van. Wat ik ook heel fijn vind aan Brussel, is dat het zo centraal gelegen is. Je bent heel snel ergens anders (lacht). Ik woon vlakbij het Zuidstation en zo sta je heel snel overal in heel Europa. Dat is een enorm voordeel.
En dan is er nog de vrijheid waar ik het in het begin over had: Gent en Antwerpen zijn veel uniformere steden, Brussel heeft dat niet en dat past heel goed bij mijn karakter. Ik word ongemakkelijk van groepsdenken.
En mocht Brussel zijn idyllische kant beter ontwikkelen, dan zou mijn twijfel zelfs terug verdwijnen denk ik. In Berlijn wonen de mensen bijvoorbeeld veel kleiner maar de omgeving maakt de stad aangenaam. Meer groen in de stad, ik denk echt dat de mensen dat nodig hebben.