Geregeld vragen ouders me of ik geen goede tweetalige basisschool ken voor hun kinderen. Tot nu toe moest ik die altijd teleurstellen omdat die er volgens mij niet was. De Vlaamse regelgeving stond tweetalige basisscholen gewoon niet toe, dacht ik. Tot ik hoorde vertellen over Pistache, een school in Schaarbeek waar de leerlingen zowel het Nederlands als het Frans op een hoog niveau aangeleerd krijgen. Ik ging er heen voor een babbel met Veronique van Merris en Birgid Decleyn, de twee directrices van Pistache. Het werd een boeiend gesprek over open geesten, plezier maken, het loon van taalleraars en appen die al eens apen zouden moeten zijn.

Veronique van Merris: Eigenlijk droomde ik van een school waar het Nederlands en het Frans op gelijke voet staan zodat al onze leerlingen perfect tweetalig zouden zijn. Maar toen we onze erkenning aangevraagd hebben, bleek dat niet te mogen. De administratie liet ons weten dat we geen Frans mochten spreken met de ouders, geen Franse posters aan de muur mochten hangen, … Ik vind dat erg jammer. Niemand wint toch bij een bekrompen manier van denken? Want als er geen Frans op de muren mag, dan ook geen Engels of Spaans of Chinees. 

“Het zou geen kwaad kunnen mochten al die Vlaamse kindjes af en toe ook eens naar een Franstalige zender kijken.”

Wij willen onze kinderen echter meegeven dat ze moeten openstaan voor anderen. En elkaars taal proberen te spreken en te begrijpen, maakt dat zoveel gemakkelijker. Ik zeg vaak tegen de medewerkers: als je Italiaans geleerd hebt en je hebt Italiaanse ouders, spreek dat dan tegen hen. Ze voelen zich meteen welkom en het is ook tof voor jezelf want je onderhoudt je Italiaans.

Bruno De Lille: Een echte tweetalige school zijn jullie dus niet?

VvM: Er zijn heel veel ouders die hun kinderen naar een echte tweetalige school zouden willen sturen. Alleen is de overheid daar blijkbaar bang voor. Onterecht volgens mij. Maar we mogen ons dus niet tweetalig noemen. We hebben natuurlijk wel enorm veel expertise.

Birgid Decleyn: Wij werken gewoon heel pragmatisch. Binnen de lijnen van de wet maar wel creatief. Zo beginnen we heel snel met een initiatie Frans. De spellingregels voor het Frans leren ze, net als in andere scholen, pas vanaf het 3de leerjaar. Maar al vanaf de kleuterklas passeert de Franstalige hulpleerkracht zo’n 6 uur per week. De Franstalige leerkrachten zijn native speakers en dat is belangrijk. Zo creëren we een krachtige taalleeromgeving voor de kinderen, in het Nederlands en het Frans.

Veel van onze kinderen spreken thuis al wat Frans. Ze kennen dus bijvoorbeeld het woord “maison”. Maar als de juf dan het woord “maison” schrijft, dan ziet dat er anders uit dan het klinkt. Dus gaan ze samen op zoek naar het waarom. Zo verkennen ze alle klanken en zien ze dat een zelfde klank soms op drie of vier manieren geschreven wordt. Dan wordt taal ook een ontdekking. Dat is natuurlijk een fijne manier om een taal aan te leren.

“Er zijn heel veel ouders die hun kinderen naar een echte tweetalige school zouden willen sturen. Alleen is de overheid daar blijkbaar bang voor.”

VvM: We kunnen met de beperkingen die ons zijn opgelegd niet de beide eindtermen halen. Voor het Nederlands zullen onze kinderen die halen. Maar we kunnen onmogelijk alle leerlingen in het 6de leerjaar ook op het niveau Frans van het Franstalig onderwijs krijgen. De ouders weten dat. Maar we willen wel dat al onze leerlingen ook in het Frans een uitstekende basis in lezen, schrijven, begrijpen en praten hebben.

BDL: De school is nog jong, de oudste leerlingen zitten nog maar in het 4de leerjaar. Hoe houden jullie in de gaten dat de leerlingen het goede taalniveau bereiken?

VvM: We zitten in een traject van de Vlaamse Gemeenschap: dat betekent dat we sowieso over een goed jaar moeten aantonen dat we onze beloftes kunnen waarmaken. We laten ons voor meertaligheid begeleiden door het Onderwijs Centrum Brussel (OCB) en de vzw Schoolmakers helpt ons voor algemeen beleid en wiskunde. We improviseren niet.

BD: We volgen onze kinderen van dichtbij op. We geven namelijk les op het ritme van de kinderen. Vroeger moest je op het einde van een leerjaar op een bepaald niveau staan voor taal, wiskunde, wereldoriëntatie; en dat was voor al de kinderen uit dat leerjaar hetzelfde niveau. 

Maar het ene kind is snel met lezen en heeft moeite met wiskunde, en een ander kan dan weer ontzettend creatief zijn maar niet zo goed in schrijven bijvoorbeeld. Wij proberen dat te respecteren en werken met niveaus in plaats van met leerjaren: om een bepaalde leerstof te verwerken, krijgen kinderen tijd van hun zesde tot hun negende; op de leeftijd van negen tot twaalf jaar is het weer iets meer dat ze moeten kunnen. Onze leerkrachten schalen de kinderen voor elk van die vaardigheden in op een bepaald niveau, ze weten grosso modo waar elk kind staat. Dat gebeurt met toetsjes, dictees, …

“De meeste lesmethodes zijn gebaseerd op het gemiddelde kind in Vlaanderen. Maar Brusselse kinderen, ook Nederlandstalige, herkennen zich daar niet per se in.”

Veel kinderen hebben ook nog een andere moedertaal dus die spelen eigenlijk met drie talen, dat is toch fantastisch. Wij zien de taal niet als doel maar als middel. Voor wiskunde gaat het bijvoorbeeld vooral om inzicht: als je kan optellen in een taal, dan kan je in elke taal optellen. Je moet de woordjes kennen maar eens het principe verworven is, dan lukt dat. We voelen dan ook dat de kinderen niet bang zijn om te spreken in de twee talen omdat ze hier niet afgestraft worden. De kinderen hebben meer durf.

BDL: Jullie zeggen dat veel van jullie leerlingen thuis al Frans gebruiken. Maar werkt jullie methode ook voor kinderen met een Nederlandstalige thuis?

BD: Absoluut. We hebben een verantwoordelijkheid naar die kinderen. Die moeten na het 6de leerjaar bij ons in eender welke Nederlandstalige secundaire school goed meekunnen. We hebben zelfs het gevoel dat we ook voor die kinderen dichter op hun leefwereld zitten. De meeste lesmethodes zijn gebaseerd op het gemiddelde kind in Vlaanderen. Maar Brusselse kinderen, ook Nederlandstalige, herkennen zich daar niet per se in. Doordat wij veel lesmateriaal zelf maken, kunnen we ons baseren op wat onze leerlingen echt meemaken, beleven. En we zien dat dat werkt.

“Natuurlijk zijn er soms kliekjes. De deugnieten bijeen bijvoorbeeld (lacht).”

VvM: We hebben sowieso veel kinderen uit meertalige gezinnen: Nederlands-Frans, Italiaans-Frans, Nederlands-Spaans… Het is dus niet zo dat er twee groepen zouden zijn: aan de ene kant de puur Nederlandstaligen en aan de andere kant de zuiver Franstaligen. We hebben ook kinderen waar ze thuis geen van die twee talen spreken. En in het begin zie je inderdaad dat kinderen makkelijker naar andere kinderen trekken die dezelfde taal als zijzelf spreken. Maar eens ze genoeg Nederlands of Frans begrijpen en spreken, zie je dat die kliekjes uit elkaar vallen. Er zijn dan soms groepjes maar meestal om andere redenen dan de taal. De deugnieten bijeen bijvoorbeeld (lacht).

BDL: Zijn er ook kinderen voor wie het niet werkt?

BD: Ja, daar moeten we niet flauw over doen. Er zijn natuurlijk kinderen die sowieso al moeilijkheden hebben met het verwerken van leerstof. Als je daar bovenop nog eens twee talen moet aanleren, dan wordt het extra moeilijk. En er zijn ook kinderen die geen talent hebben voor talen. We hebben een kindje dat hier al drie jaar zit en nog altijd amper Nederlands spreekt. Wij weten dat, de ouders weten dat, het is ook gemeld aan het Centrum voor leerlingenbegeleiding (CLB). Het heeft volgens ons ook met faalangst te maken. Rekenen kan hij bijvoorbeeld wel goed. Dat zien we als we testen. Maar je voelt dat hij het met het Nederlands moeilijk blijft hebben. Dus hebben we de mama geadviseerd naar een Franstalige school te gaan. Voor ons gaat het belang van het kind altijd voor.

“Het is vooral belangrijk dat het leuk blijft, dat kinderen plezier kunnen maken in elke taal.”

VvM: Een koppel Franse ouders heeft uiteindelijk ook voor een andere school gekozen omdat ze het gevoel hadden dat ze hun kind niet konden helpen omdat ze zelf het Nederlands niet begrepen. Maar de mensen die vertrekken doen het vaak met spijt in het hart. Ik kan je ook heel veel kinderen laten zien voor wie het perfect werkt. We hebben hier kinderen uit Syrië van wie ik echt ondersteboven ben. Die hebben op zeer korte tijd vlot Nederlands én Frans geleerd terwijl ze thuis nog een andere taal spreken.

BD: Het zijn eigenlijk uitzonderingen bij wie het niet lukt. Want als je het goed aanpakt, dan zie je dat de meeste kinderen wel wat talent voor talen hebben. Het is vooral belangrijk dat het leuk blijft, dat kinderen plezier kunnen maken in elke taal.

BDL: Is het gebrek aan plezier bij de taallessen niet vooral wat fout loopt in veel scholen? Ik herinner me de les Frans als een verschrikking. En ik hoor veel Franstaligen op dezelfde manier spreken over de les Nederlands.

BD: Als je kinderen geen zin geeft om een taal te spreken maar moet dwingen en straffen, dan creëer je een aversie tegen die taal. En dat werkt nooit. Als je openstaat voor andere talen, krijg je respect van je leerlingen en dan komt het vanzelf. “De juf luistert naar mijn taal, ik luister naar de juf”, denken ze dan.

Een van onze kleuterjuffen vertelde dat ze als kleuter weken met een ‘plakker’ op haar mond heeft moeten lopen omdat ze geen Nederlands kon spreken. Als ze in het Frans zei dat ze naar het toilet moest dan werd ze letterlijk de mond gesnoerd. Daar bloedt je hart toch van. Een kind van 4 jaar. En er zijn vandaag helaas nog altijd scholen waar kinderen gestraft worden als ze Frans of een andere taal spreken op de speelplaats. Terwijl we weten dat dat echt niet werkt.

BDL: Misschien zijn veel leerkrachten zelf bang voor die andere taal? Voelen ze zich niet sterk genoeg?

BD: Dat kan en daarom werken wij met native speakers. Taalonderwijs laten geven door mensen die zelf de taal niet goed beheersen, is rampzalig want dan ga je fouten installeren. Het erge is dat dit zelfs gebeurt in sommige immersiescholen. Dat is echt jammer want je hebt ouders en kinderen die zin hebben, gemotiveerd zijn om goed Nederlands te leren en je stelt die dan teleur.

“Er zijn helaas nog altijd scholen waar kinderen gestraft worden als ze Frans spreken op de speelplaats. Terwijl we weten dat dat echt niet werkt.”

VvM: Wat het extra moeilijk maakt om goede moedertaalsprekers te vinden voor een Franstalige school, is dat de betaling verschilt. In het Franstalig onderwijs hebben ze problemen om native speakers Nederlands te vinden omdat ze er minder betaald worden dan in een Nederlandstalige school. Daardoor zijn het vaak Franstaligen die een beetje Nederlands proberen te geven maar het zelf misschien niet goed genoeg spreken. Of ze nemen Nederlandstaligen die geen pedagogisch diploma hebben, waardoor de kwaliteit niet altijd even goed is.

BDL: En tot slot, vanuit jullie ervaring, hoe krijgen we alle Brusselaars tweetalig?

VvM: Er moet een gezamenlijke visie komen. Nu doen beide gemeenschappen gewoon hun ding, zelfs binnen gemeentebesturen heb je de ‘Vlaamse’ en de ‘Franse’ visie als het gaat over onderwijs, cultuur, … Neem nu de bibliotheek: de Franstalige en de Nederlandstalige bibliotheek liggen hier naast elkaar. Maar wat een verschil als je binnengaat. Het zijn twee andere werelden. Men werkt niet samen.

BD: Het zal in elk geval niet enkel door de scholen gebeuren. Je leert een taal niet alleen op de schoolbanken. Je moet altijd blijven beseffen dat taal geen doel is. Taal is een middel om te kunnen leven, te kunnen werken, om je te kunnen amuseren in een stad als Brussel. Daarvoor is het belangrijk dat je de talen op verschillende plaatsen oefent. Dus ook in de jeugdbeweging, de sportclub, …

“Taal is een middel om te kunnen leven, te kunnen werken, om je te kunnen amuseren in een stad als Brussel. Je leert ze dan ook niet alleen op de schoolbanken.”

VvM: Ik ben onlangs naar een avond geweest waar mensen smeekten om de Franstalige tv-zenders minstens één dag niet te dubben. Want luisteren naar een vreemde taal is weer een manier extra om de taal te leren.

BD: Ketnet doet dat ook trouwens. Alle filmpjes worden tegenwoordig in het Nederlands ingesproken. Maar daardoor gaat ook de taalkennis van de Nederlandstalige kinderen achteruit. Ze horen minder Engels of Frans en pikken het dus ook niet meer op die manier op. We vragen onze Franstalige ouders om hun kinderen naar Ketnet en VTM te laten kijken. Maar het zou geen kwaad kunnen mochten al die Vlaamse kindjes af en toe ook eens naar een Franstalige zender kijken.

VvM: Het is zo dat je beter met je kinderen niet in een andere taal spreekt als je die zelf niet beheerst. Maar je kunt als ouder bijvoorbeeld wel voorlezen in een andere taal. Omdat je dan een andere rol speelt. Je toont dan aan je kind: “mijn Nederlands is niet goed maar ik sta er voor open. Ik probeer het ook”. Of kinderen die het aan hun ouders leren. Een mama kwam hier voorlezen en ze zei “appen” i.p.v. “apen”. En al die kinderen meteen: “het is apen”. De mama had bijgeleerd en de kinderen hadden een positief moment gehad. Dat is de sterkte van onze school: de kinderen mogen hier fouten maken, we straffen hen daar niet voor. Zo zou het overal in Brussel moeten zijn.

Meer info over de school Pistache vind je hier: http://pistachepistache.be