Ik stelde vandaag enkele vrienden van mijn zoontje de vraag wat ze een goede voornaam vonden voor een directeur. Voor een arts. Voor een journalist. Het ging van Dany over Yusef tot Willem maar ik kreeg wel alleen maar mannennamen te horen.

Waarom zeg ik dit? Wel, ik had het plezier van op de internationale vrouwendag in de rubriek ‘Kreten en Gefluister’ van De Standaard te mogen staan. Op zich leuk, het is een van de best gelezen stukken van De Standaard dus interessant voor een politicus. Het stukje ging over een website waar we met het Brussels Gewest een kleine subsidie aan geven, een website waar onder meer gepleit wordt om vrouwen consequent hun vrouwelijke functiebenamingen te laten gebruiken. Ik vind dit een logisch pleidooi, het is voor mij een kwestie van respect en ik gaf als voorbeeld “Een mannelijke vroedvrouw wordt onmiddellijk veranderd in een vroedman, maar nog al te vaak horen we mevrouw de directeur”.

Waarop de journalist, eigenlijk een journaliste, eraan toevoegde: “Inderdaad, daar staan sommige vrouwen namelijk op.” En dat schokte mij. Niet het feit dat sommige vrouwen daarop staan want dat weet ik, dat merk ik elke dag. Maar wel dat een journaliste van een kwaliteitskrant dat blijkbaar logisch vindt.

Natuurlijk mag Anja Otte dat logisch vinden en als zij zelf liever journalist dan journaliste genoemd wordt, dan is dat haar goed recht. Maar als staatssecretaris voor Gelijke Kansen vind ik het jammer. Want door die vrouwelijke functiebenaming af te wijzen, geef je ook een signaal. Het is geen neutrale keuze. Of om het met Wittgenstein te zeggen “De grenzen van mijn taal zijn de grenzen van mijn wereld”.

Vrouwelijke functiebenamingen zijn goed ingeburgerd als het over zorgende, dienende functies gaat (verpleegster, secretaresse, poetsvrouw, …) maar op het moment dat een beroep meer gewicht krijgt dan maken ze steevast plaats voor de mannelijke vorm. Directeur. Kabinetsecretaris. Journalist. Ik ken een Stadsonvangster (die trouwens erg goed is in haar job) die weigert zich zo te noemen omdat ze bang is van dan minder gezag uit te stralen.

Het is alsof er voor een aantal beroepen, zelfs geen vrouwelijke versie lijkt te bestaan. Of als ze bestaat dan klinkt ze vreemd en stroef omdat we ze nooit gebruiken. Ingenieure? Artse? Commissares? Nochtans: vanaf het moment dat mannen een eerder vrouwelijk beroep uitoefenen, wordt er geen moment geaarzeld om een mannelijke variant te verzinnen. Denk maar aan de vroedman waar ik het daarnet over had. Eigenlijk klinkt dit even vreemd, maar het wordt meteen aanvaard.

En zo geven we met zijn allen onbewust de boodschap dat het mannelijke in onze maatschappij ernstiger moet genomen worden, belangrijker is, meer uitstraling heeft. We bevestigen met elke aanspreking de stereotypes en de clichés die nog steeds diep in ons denken verankerd blijken.

Daar valt alleen iets aan te veranderen als vrouwen zelf consequent de vrouwelijke benaming van hun beroep gaan gebruiken. Ook als ze hoger op de maatschappelijke ladder klimmen. En je hoeft zelfs niet te provoceren: begin met de titels waarvan al een vrouwelijke versie bestaat. Als we vaak genoeg directrice, politie-inspectrice of journaliste horen, dan zal de gevoelswaarde die aan die titels gelinkt wordt vanzelf veranderen. En dan zal de volgende stadsontvangster zich wellicht niet meer hoeven te verbergen achter een mannelijke titel. Omdat het geen verschil meer zal maken.