In het centrum van Brussel vind je de LAVA, een gezellig café met een sympathieke cafébaas: Mo Taleb. Altijd glimlachend, altijd aan de praat … En dus ging ik graag een glas drinken in de Arteveldestraat om eens een goed gesprek te hebben met de Libanees-Belgisch-Brusselse Mo: een babbel over asielzoekers, de liefde voor de Belgische cafécultuur, steunmaatregelen voor beginnende handelaars en Brussel natuurlijk…

Mo Taleb: Ik ben ooit een asielzoeker geweest. Ik ben in Libanon geboren maar daar kan je geen leven opbouwen. Je bent er niet veilig. Nooit. Dus wie kan vluchten, vlucht. Mijn zus is naar Denemarken getrokken, mijn broer en ik zijn in België terechtgekomen. Ik werd opgevangen in de provincie Antwerpen, in Willebroek. Daar heb ik mijn vrouw ontmoet. Ze woonde in Brussel en ik ben haar gevolgd.

Bruno De Lille: Voelde je je meteen welkom in Brussel?

M.T.: Eerlijk? Ik denk dat asielzoekers het nu moeilijker hebben maar toen voelde ik me best welkom. Echt waar. Maar ik voel me heel snel ergens welkom (lacht). In het begin had ik het zwaar omdat ik mijn familie erg miste. Maar na een tijdje wen je daar aan. Je ergens “thuis” voelen is volgens mij op een zekere manier een keuze.

B.D.L.: Hoe bedoel je?

M.T.: Ik heb me altijd erg opengesteld: ik zoek snel contact, ik ben nieuwsgierig naar de cultuur hier. Ik respecteer de mensen ook. Als je respect toont, dan krijg je ook respect. Daar ben ik echt van overtuigd. Ik stel me open voor mijn nieuwe land en ik ben dankbaar voor de kansen die ik hier kan grijpen. Een mens is niet gemaakt om te blijven waar hij geboren is. Je mag je roots niet vergeten maar als je met je hoofd in je geboorteland blijft hangen, dan kan je je niet aanpassen en zal je ook niet gelukkig zijn. Ik voel me dan ook een fifty-fifty Brusselaar: half Libanees, half Belg. Een beetje geven, een beetje nemen. En daar voel ik me goed bij. Als ik nu nog eens naar Libanon ga, dan is het op vakantie. Niet meer om terug te gaan. Mijn leven is hier.

B.D.L.: Je spreekt zeer vlot Nederlands. Is het een moeilijke taal?

M.T.: Ik vind van niet, nee. Frans is moeilijker. Toen ik hier aankwam, heb ik tegelijk Nederlands en Frans moeten leren en dat was niet altijd makkelijk. Maar uiteindelijk moet je vooral oefenen. Een taal leren is oefenen. Ik praatte met iedereen. Met mijn vrouw, mijn vrienden, mijn collega’s. Altijd en overal. Thuis, op straat, in de winkel, … Ik ben sowieso een babbelaar. Maar als cafébaas is dat een voordeel natuurlijk. Ik spreek Arabisch, Nederlands, Frans en Engels en kan dus klanten van overal bedienen (lacht).

B.D.L.: En hoe kwam je uiteindelijk achter deze toog terecht?

M.T.: De eerste keer dat ik een Belgisch café binnenkwam, wist ik: dit is iets voor mij. Dat is blijven hangen en toen ik de kans kreeg om dit café over te nemen, heb ik geen moment geaarzeld. In Libanon bestaat dit niet. Daar heb je restaurants, tavernes, chicha-bars … maar geen cafés. Ik hou van de sfeer van het café en van het gemak waarmee je er nieuwe mensen kunt leren kennen. In Libanon ga je iets drinken met je vrienden en praat je alleen met elkaar, je bent met wie je bent. In België maak je nieuwe vrienden aan de toog.

B.D.L.: Had jij ervaring in de horeca?

M.T.: Nee. helemaal niet. Ik ben eerst met een soep-bar begonnen iets verder in de straat. En toen kwam dit vrij en heb ik er mijn café van gemaakt. Mijn soep-bar was trouwens geen succes. Ik denk dat er teveel snacks in de buurt waren. Mensen gaan sneller een broodje, een durum of een frietje eten dan dat ze een kom soep komen drinken. Ik hoor ook bij andere soep-bars dat het heel moeilijk is. De ene na de andere sluit. Het is jammer en een beetje bizar want in andere grote steden lukt het wel.

Ik heb er wel veel van geleerd en het heeft me ook geholpen om dit café wel tot een succes te maken. Het laatste jaar was mijn soep-bar eigenlijk meer een ontmoetingsplaats geworden met veel vrienden die elke dag langskwamen. Een soort café zonder café te zijn. En dat maakte dat de overstap gemakkelijk verliep.

B.D.L.: Is het gemakkelijk om in België een onderneming, een zaak te beginnen?

M.T.: Nee. Maar dat is het nergens. Je moet ontzettend veel uren kloppen. Het is niet altijd hard werken maar wel erg veel. Je zit dan ook soms wat gevangen in je café. Nu, aan de andere kant, als het lukt dan doet dat er allemaal niet meer toe. Al ben ik er nog altijd niet uit of ik blij zou zijn mocht mijn dochter later ook met een café willen beginnen.

B.D.L.: Heb je hulp gehad toen je je café opstartte? Van Atrium of Unizo bijvoorbeeld?

M.T.: Vooral van mijn boekhouder. En van mijn vrouw die achter mij blijft staan, zelfs al heeft ze het er soms wel moeilijk mee dat ik zoveel moet werken (lacht). Nee, ik waardeer wat Atrium en Unizo doen maar ik wist toen niet eens dat die bestonden of dat ze hulp konden geven. Ik ben al zelfstandige van 2003 hé.

B.D.L.: Zijn er dingen die de stad of het gewest kan doen om het gemakkelijker te maken om een café of een zaak op te starten?

M.T.: Niet teveel cafés toelaten. Per wijk zou men het aantal cafés moeten beperken. Dan heeft iedereen genoeg werk. Nu is dat soms een probleem. Vooral in de winter heb je niet genoeg klanten voor het aantal cafés dat er vandaag is.

De stad zou de eerste jaren ook een vrijstelling van belastingen kunnen geven aan opstartende handelaars. Als je met een zaak begint, dan heb je tijd nodig om te groeien. Nu geven we leningen en ondersteuning aan mensen om te starten en eens je zaak open gaat … boem, dan moet je alles ineens betalen. Maar het eerste jaar heb je vaak niet veel inkomsten. Je moet eerst bekend worden en een klantenbestand opbouwen. Dus als de stad je in het begin spaart, krijg je ruimte en kan je groeien. En eens je zaak draait, stap je beetje bij beetje in het normale systeem. De sociale zekerheid werkt al zo, het zou goed zijn mocht dat ook gelden voor andere lasten. Er zouden veel minder handelaars failliet gaan denk ik.

B.D.L.: Met Groen en Ecolo werken we aan een Brussels wetsvoorstel om leningen van privé-personen aan zelfstandigen makkelijker te maken. Omdat het sinds de crisis voor beginnende handelaars vaak moeilijk is om een lening te krijgen bij de bank.

M.T.: Dat is een goed idee. Ik heb zelf geen geld moeten lenen om met mijn zaak te beginnen maar veel mensen hebben dat geluk niet. Als je zo die mensen een kans kunt geven om iets op te starten, dan help je hen persoonlijk én je creëert er nog jobs mee ook.

Maar dan wil ik wel iets duidelijk maken: niet elke zaak slaagt. Als mensen een lening hebben en ze maken dat geld op in hun zaak en het lukt niet, dan mag je ze ook niet aan hun lot overlaten. De overheid zou daar een soort verzekering voor moeten aanbieden. Je kan mensen niet op allerlei manieren aanmoedigen om een zaak op te starten en op het moment dat het mislukt simpelweg zeggen “het is je eigen fout”. Je zou op voorhand al samen moeten kunnen bekijken wat je moet doen als het mislukt.

B.D.L.: Moet er ook niet meer begeleiding komen nadat mensen zijn gestart met hun zaak?

M.T.: Ja, dat zou zeer positief zijn. Er komt echt zeer veel op je af als je net een zaak hebt opgestart. En als het moeilijk gaat durft men daar niet altijd over praten. Een bank zegt ook niet “ok, ik begrijp wat je meemaakt”, die zegt: “ik wil nu mijn geld”. Je laten begeleiden zou dus veel mensen kunnen helpen.

B.D.L.: Je bent in 2014 opgekomen voor Groen bij de Gewestverkiezingen. Is dat geen risico voor een cafébaas?

M.T.: Waarom? Ik wou de kleine zelfstandigen mee een stem geven, aandacht vragen voor hun situatie. Vandaag stoppen veel beginnende handelaars omdat het hen teveel wordt: ze kunnen het niet aan van er altijd te moeten staan. Ik heb het zelf meegemaakt in het begin: ik stond 7 op 7 in de zaak maar je houdt dat niet vol.

We moeten die zelfstandigen de kans geven iemand te betalen om voor hen te werken. Maar nu is dat enorm zwaar: bovenop het loon dat je werknemer ontvangt, heb je namelijk nog de bijdragen voor de sociale zekerheid, de belastingen, een verzekering, vakantiegeld, whatever … Je zit snel aan 1000 euro bovenop het nettoloon dat je medewerker in handen krijgt. Een grote firma kan dat maar iemand met een kleine zaak kan dat niet aan. We moeten dus de lasten op arbeid verlagen. Als je die naar beneden krijgt en begin dan maar bij de kleinste zaken, dan help je die uitbaters volhouden én je creëert werk.

B.D.L.: jij draagt alvast je steentje bij want je hebt enkele maanden geleden een tweede LAVA-café geopend, niet in Brussel weliswaar maar in Halle. Hoe loopt het daar?

M.T.: Het begint te draaien. Het was een risico natuurlijk maar als je niet durft, geraak je nergens.

B.D.L.: Als je moet kiezen tussen Halle en Brussel, waar zou je dan het liefst oud worden?

M.T.: Op een eilandje waar er altijd zon is. Brussel is een zeer warme stad en ik voel me echt een Brusselaar. Maar er zou wat meer zon en zee mogen zijn. En daar gaat Groen voor zorgen, niet? (lacht).