Commissie Algemene Zaken
De heer Bruno De Lille. – Eind augustus vroeg de directrice van een Brusselse school tijdens een sollicitatiegesprek aan een kandidaat-onderwijzer om aan de leerlingen nooit te laten blijken dat hij homo is. Noch de bevoegde schepen, noch de algemeen directeur van het Brusselse stadsonderwijs floot de directrice terug. Integendeel, de algemeen directeur van het Brusselse stadsonderwijs trad zijn personeelslid bij onder het mom van de neutraliteit van het onderwijs.
Dit voorval heeft natuurlijk niets met neutraliteit te maken, maar toont vooral aan dat er vandaag nog heel veel werk aan de winkel is wat betreft diversiteit en gelijke kansen. Zoals je niet aan iemand kunt of wil vragen om te verstoppen dat ze vrouw is of dat hij of zij een andere huidkleur heeft, zo kun je ook niet vragen dat leerkrachten hun geaardheid verbergen. Als je steeds op je woorden moet letten en zelfs gevraagd wordt om te liegen als leerlingen expliciet naar je geaardheid zouden vragen, zoals door de betrokken onderwijzer beweerd werd in de pers, dan leidt dat tot een constante stress en geef je meteen ook de indruk dat homoseksualiteit fout is, iets dat verborgen moet worden.
Samenleven in een hyperdiverse omgeving gaat niet vanzelf, dat leer je onder meer op school. Respect leren hebben voor het anders-zijn van je medeburgers en medeleerlingen en inzien dat dat anders-zijn geen bedreiging is, maar juist een verrijking kan zijn, is iets wat we vandaag onvoldoende meegeven aan onze kinderen. Zeker de Brusselse scholen zouden daarin het voortouw moeten nemen.
Bovendien is een divers lerarenkorps gewoon goed, omdat je zo de kans vergroot dat er iemand bij zit in wie de leerling zich kan herkennen. Het signaal geven dat homo zijn verkeerd is, is een ramp voor elke jongere, elke leerling die zijn seksualiteit aan het ontdekken is. Vergeten we niet dat het aantal zelfmoorden bij jonge holebi’s nog altijd veel hoger ligt dan bij hun hetero leeftijdsgenoten.
U hebt zichzelf tot doel gesteld gelijke kansen te vertalen in de eigen diensten en instellingen. Ik ga er dus van uit dat u het met mij eens bent als ik zeg dat een overheid niet aan zijn burgers of aan zijn werknemers kan vragen om te liegen over wie en hoe ze zijn.
U hebt op TVBrussel aangekondigd dat dit voorval een staartje zou krijgen. Welke stappen hebt u ondertussen gezet om te vermijden dat dit nogmaals gebeurt?
Mevrouw Bianca Debaets, staatssecretaris. – Dat dit voorval een staartje zou krijgen, is de taal die de journalisten hebben gebruikt, maar het klopt wel dat ik meteen publiekelijk heb gereageerd. Ik vond het belangrijk om een standpunt in te nemen. We moeten met verscheidenheid leren omgaan in plaats van die te verbergen. Ik verwijs in dit verband graag naar de documentaire ‘Femme de la rue’, waarin meisjes en vrouwen werden getoond die in Brussel lastig worden gevallen. Het is niet het slachtoffer dat zijn of haar gedrag moet bijstellen, maar de dader.
Ik heb ook onmiddellijk contact opgenomen met de heer Huygens, directeur-generaal van het stedelijk onderwijs, en de betrokken leerkracht, de heer Degreef. We hebben samen gepolst naar de stappen die de heer Degreef zelf wou ondernemen. Hij was overrompeld door de proporties die het voorval had aangenomen, vooral in de pers, en wenste op dat moment geen onmiddellijke stappen te zetten naar de school toe. Hij liet wel verstaan dat hij de zaak later zou bekijken met het Interfederaal Centrum voor Gelijke Kansen en Bestrijding van Discriminatie en Racisme, maar wat in de luwte, buiten de aandacht van de media om.
Los van dit specifieke geval wil ik met de gemeenschappen werken aan de bewustmaking bij scholen, jeugdbewegingen, enzovoort.
Ik ben er echt van overtuigd dat een klas niet alleen een plaats is waar je aan kennisoverdracht doet, maar dat je er ook wordt gevormd tot een mondige maar respectvolle volwassene. In die zin vind ik het heel belangrijk om de jongeren in scholen en sportcentra, Werkingen met Maatschappelijk Kwetsbare Jeugd (WMKJ’s), jeugdhuizen enzovoort, te leren dat we in deze stad in alle diversiteit en verscheidenheid met respect voor elkaar moeten samenleven.
De heer Bruno De Lille. – Uw antwoord stelt mij wat teleur, omdat ik had gehoopt dat er iets concreter uit de bus zou komen. Misschien heeft de pers uw uitspraken wat opgeleukt, maar toch.
U zegt dat u contact hebt opgenomen met de algemeen directeur, maar die is daardoor niet van mening veranderd. Integendeel, uit latere uitspraken blijkt dat hij bij zijn standpunt blijft. Blijkbaar is er ook geen enkel voorstel gedaan om binnen die school te werken rond het thema. Ik weet dat u dat niet kunt opleggen, maar het gewest beschikt over veel expertise en kan er wel aan meewerken.
Het resultaat is dat de onderwijzer in kwestie, de heer Degreef, ondertussen weer naar Spanje vertrokken is, waar hij eerder woonde, en helemaal niets meer met het onderwijs in Brussel te maken wil hebben. Op die manier heeft het onderwijs iemand verloren die nochtans op een gedreven manier gekozen had voor de Brusselse leerlingen. Bovendien heeft de hele affaire het imago van het Brussels onderwijs niet vooruitgeholpen.
Mevrouw Bianca Debaets, staatssecretaris. – Ik denk dat uw conclusies iets te voorbarig zijn. Ik ben op dit moment de oriĆ«ntatienota aan het schrijven. We hebben er niet voor gekozen om alleen voor deze school actie te voeren. Seksisme, homo- en transfobie vormen immers niet alleen daar, maar in heel wat Brusselse scholen een probleem. We werken daarom campagnes uit die gericht zijn op alle Brusselse jongeren en scholen.