Tussenkomst Bruno De Lille in het Radicalismedebat in het Brussels Hoofdstedelijk Parlement
Mijnheer de voorzitter, beste collega’s, De reacties en de tussenkomsten die we hier vandaag gehoord hebben, laten zich opdelen in twee groepen. De aanleiding is dezelfde: de ongerustheid over de radicalisering en het afwijzen van onze maatschappij door een groep Brusselse jongeren. Maar de enen proberen een genuanceerd antwoord te geven: deze politici spreken van repressie én preventie; de anderen beperken zich vooral tot het bang maken van de bevolking. Het is natuurlijk comfortabel om te kunnen roepen om straffe maatregelen, zich zogenaamd daadkrachtig te tonen en de schuld volledig op “de anderen” te steken. Om luid te roepen: rot op als het u hier niet aanstaat. Dus als mensen oprotten, dan is het probleem opgelost? Wat we meemaken met de Syriëstrijders toont dat dat niet zo is.
Als mensen zich niet aan onze regels of onze wetten houden, dan moeten ze gestraft worden. Volgens de manier die die regels en die wetten voorzien. Niet door ad hoc nieuwe regels uit te vaardigen, niet door maatregelen te nemen die misschien zelfs tegen onze eigen wetten ingaan. Want dan spelen we in het spel van de extremisten mee. Er zijn al heel wat citaten gegeven vandaag maar dit citaat van Benjamin Franklin verdient ook zijn plaats: “Wie zijn vrijheid opgeeft om zich veilig te voelen, zal noch het ene noch het andere bereiken”. De vraag die we ons dus bij al die zogenaamd krachtige maatregelen moeten stellen is: wat levert het ons op? Heeft het onze maatschappij, onze stad beter, vrijer en veiliger gemaakt? De vraag stellen, is het antwoord geven.
Het antwoord ligt niet in het eenzijdig inzetten op repressie. Mijn collega Annemie Maes en anderen hebben het hier daarnet al gezegd: enkel een ketenbenadering waarbij we inzetten op én repressie én op preventie, kan werken. Het wellicht belangrijkste element daarin, is het wegnemen van de voedingsbodem van het radicalisme. Het gewest heeft hier tal van hefbomen, maar helaas … men gebruikt ze niet. De tijd verplicht me beperkt te blijven maar ik wil toch even dieper ingaan op twee van die hefbomen: onderwijs en de aanpak van discriminatie bij aanwerving.
Een eerste hefboom is onderwijs: Het staat buiten kijf dat het onderwijs een belangrijke rol speelt op vlak van preventie. Bij politiek en religieus extremisme is het zogenaamde system blaming een belangrijk element: al dan niet gepercipieerde discriminatie, gevoelens van miskenning alsook het gevoel dat de zogenaamde eigen groep tekort wordt gedaan, kunnen langzaam maar zeker doorwerken op de morele normvervaging – wat op zijn beurt kan leiden tot de morele steun voor het gebruik van geweld door extremistische groeperingen. Ronselaars spelen hier meesterlijk op in. Het is essentieel om jongeren op een zo jong mogelijke leeftijd weerbaar te maken tegen geweld en radicalisering.
Dat gebeurt niet door leerlingen achterdochtig op de hielen te zitten en facebookpagina’s door te lichten … Dat is niet de taak van een leraar. Ze moeten hun leerlingen sterker maken, zelfstandiger, kritischer … En dat kan best door het aanreiken van kennis en vorming, zodat de jongere in staat is om zelf kritisch zijn wereldbeeld te bepalen. Bovendien is onderwijs ook de plaats waar de jongeren leren omgaan met diversiteit en respect voor de ander.
Maar als we dit willen bereiken, dan moeten we de leraren ook de juiste instrumenten geven. Want vergeet niet dat ook zij zoekende zijn. Ze zijn vaak niet voorbereid om dit soort onderwerpen aan te kaarten, zitten zelf met verwarde gevoelens over de recente gebeurtenissen en zijn zelf soms ook bang. Laten we onze leraressen en leraars dan ook helpen met deze moeilijke taak.
We verwachten veel van hen, laten we hen dan ook bijstaan zodat zij hun leerlingen kunnen bijstaan. We moeten ons daarbij niet wegsteken achter institutionele hindernissen: als ik zie wat er bv in Vilvoorde en Mechelen gebeurt, dan kunnen we bv. via de Brusselse gemeenten heel erg veel opstarten. Ik zou dan ook graag weten welke initiatieven u samen met uw collega’s bevoegd voor onderwijs wil nemen.
Een volgende belangrijke hefboom is tewerkstelling. We weten allemaal dat mensen met een stabiele job waarin ze zichzelf kunnen ontplooien, die meestal niet op het spel willen zetten. Rekruteerders van jihadistische netwerken hebben het vooral gemunt op kwetsbare, inactieve jongeren. Het artikel van Olivier Deruinne toonde heel duidelijk aan dat er een link was tussen landen waar mensen van buitenlandse originie gediscrimeneerd werden bij aanwerving en het aantal Syriëstrijders uit die landen. We kunnen er dus van uitgaan dat meer tewerkstellingskansen, alternatieve opleidingsmogelijkheden en een actieve strijd tegen discriminatie jongeren uit hun isolement halen, een sociaal netwerk creëren en meer algemeen, de robuustheid en de verbondenheid van onze samenleving versterken.
Want een job krijgen, heeft voor veel Brusselse jongeren niet alleen te maken met hoe goed of hoe slecht een jongere studeerde, met hoe goed of hoe slecht hij zgn geïntegreerd is (en ik gebruik zogenaamd geïntegreerd omdat de voorbeelden die constant aangehaald worden om te bewijzen dat iemand geïntegreerd is – het gebruik van alcohol en zelfs drugs en het daten met meisjes – ten eerste suggereren dat een moslim moeilijk geïntegreerd kan zijn – ik vraag me af of dat toeval is – en ten tweede volledig arbitrair zijn aangezien in dit geval ikzelf niet geïntegreerd zou zijn) … Wees niet naïef, beste collega’s, het zijn niet alleen de scholingsgraad of de vorm van integratie die bepalen hoeveel kans iemand maakt op werk. De naam, de kleur en zelfs de woonplaats zijn even bepalend. Maar die mechanismen van discriminatie zorgen voor een gevoel van falen en een slecht zelfbeeld waardoor jongeren zich expliciet afzetten tegen onze maatschappij.
Doe daar iets aan. Het regeerakkoord staat vol van het besef dat er gediscrimineerd wordt, dat mensen uitgesloten worden, dat er iets tegen discriminatie bij aanwerving moet worden gedaan. Maar als we in de commissie naar cijfers en actie vragen, dan zijn die er nauwelijks en het ziet er niet naar uit dat ze er binnenkort zullen komen. Vandaar mijn oproep om het over een andere boeg te gooien en toch in te zetten op dwingende maatregelen ivm discriminatie bij aanwerving komen. Wat kunnen we verwachten?
Er bestaan geen mirakeloplossingen. En ik kan maar een klein deeltje van de kwestie aanraken. De ketenaanpak van preventie tot repressie is een allesomvattend verhaal. Maar de vragen die ik u stel rond onderwijs en discriminatie bij aanwerving, verdienen volgens mij toch speciale aandacht. Zo kunnen we de verdeeldheid die er vandaag heerst omzetten in eenheid. Want vergis u niet, alleen samen – met al onze Brusselaars, waar ze ook vandaan komen en welke religieuze overtuiging ze ook hebben – zullen we een duurzame oplossing voor dit probleem kunnen vinden.