Mijnheer de voorzitter,
beste collega’s,
Een paar weken geleden had ik het plezier van met een sympathieke jongedame te mogen praten. Een jonge vrouw op zoek naar werk. Ze was al een hele tijd op zoek naar werk trouwens. Ze had nochtans een diploma hoger onderwijs maar blijkbaar de verkeerde richting want niemand was in haar geïnteresseerd toen ze na haar eindexamen begon te solliciteren. En dus schreef ze zich in bij Actiris. Daar werd ze vriendelijk ontvangen, de nodige formulieren werden ingevuld en op het einde van het gesprek zei de man die tegenover haar zat. “Ge zult zien, dat komt wel in orde.” En sindsdien … niets. Niets. Ze hoorde niets meer van Actiris. En op haar sollicitatiebrieven kreeg ze geen reactie. Het was alsof ze niet bestond.
En dat, beste collega’s, was voor haar het ergste. Ze zei dat ze er geen moeite mee zou gehad hebben om te horen dat ze te jong, te duur of verkeerd geschoold was. Omdat ze dan duidelijkheid kreeg. In de onzekerheid gelaten worden, moeten wachten op iets wat misschien zal komen maar misschien ook niet, dat is het ergste wat er bestaat. Ze heeft uiteindelijk zelf opnieuw met Actiris contact opgenomen om hen te vragen “maar wat moet ik doen om werk te vinden, zijn er vormingen, opleidingen?”. Ze had het gevoel dat men haar probleem maar wou oplossen als men er niet meer naast kon kijken. Als het in iemand zijn gezicht gewreven werd.
Wel beste collega’s, na een rondje begrotingscommissies kunnen we stellen dat onze regering in hetzelfde bedje ziek is. Onze ministers weten dat er problemen zijn maar ze hebben beslist van er nu nog niet te veel aan te doen. Nog altijd stelt deze regering zich geen doelen. Niets van “we gaan de werkloosheid met zoveel procent doen dalen” of “de autodruk met zoveel procent naar beneden brengen” of “de luchtkwaliteit zoveel verbeteren”. Nee, men denkt blijkbaar “We zullen wel zien, het komt wel in orde”, men stelt zich op als een beheerder van wat is. Het jammere van zo’n houding is dat de problemen die men vastgesteld heeft, daarmee niet gaan verdwijnen. Het lijkt wel alsof men zo bang is van verkeerde beslissingen te nemen dat men geen beslissingen neemt. Helaas, beste collega’s, is er maar één ding erger dan een verkeerde beslissing te nemen en dat is “geen beslissing” nemen want dan zit je altijd fout.
Werk & Economie
En dat werd bladzijde na bladzijde duidelijk in deze begroting. Tot onze grote teleurstelling want aangezien het Brussels Gewest geen beleidsbrieven kent, was het voor ons wachten tot deze begroting om van elke minister en staatssecretaris te horen wat hij of zij nu precies van plan was. Hoe die menukaart van acties die het regeerakkoord is, ook zou leiden tot een beleid met visie op een hedendaags Stadsgewest. Maar dat zijn we dus niet te weten gekomen.
Het klonk nochtans goed uit de mond van onze minister van begroting die trots kwam vertellen dat de begroting in evenwicht was. En men had daarvoor zelfs niet moeten besparen. De administratie had natuurlijk weer veel te veel geld gevraagd – we hebben niet te horen gekregen waarvoor ze dat geld dan wel nodig hadden en of dat misschien niet terecht was -, in elk geval, ze hebben het niet gekregen en de optelsom van minister Vanhengel klopt. Onze minister van begroting heeft zijn collega’s zelfs verplicht om de som die elk jaar als buffer werd voorzien, de onderbenuttiging, serieus lager in te schrijven door die historische onderbenuttiging in de budgetten zelf al te schrappen. Onze minister van begroting gokt er dan natuurlijk op dat die restsommen ook weer niet volledig gebruikt zullen worden zodat zijn rekening over een jaar wellicht nog wat positiever zal zijn. Of dat de goede keuze is in tijden van crisis is nog maar de vraag want elke euro die wij hier momenteel minder uitgeven, komt ook niet in de economie terecht natuurlijk. En die economie die is er helaas nog altijd niet bovenop. Dus nog wat extra op de economische rem gaan staan lijkt ons dan ook een vreemde keuze.
Het is ons trouwens ook nog altijd een raadsel hoe deze regering de Brusselse economie sowieso op gang wil trekken. Van een enthousiasmerende aanpak hebben we in elk geval niet veel gemerkt. Er wordt geluisterd als we het hebben over de creatieve economie, over de kringloopeconomie en de deeleconomie. Er is ook de gedragen analyse dat de KMO’s voor heel veel werk zorgen maar hoe we beter zullen doen dan in het verleden om die ondernemingen meer slaagkansen te geven, is ons nog altijd niet duidelijk. We hebben gewezen op het belang van meer begeleiding – ook na de opstart. Op het geven van een tweede kans na een faillissement. Op het belang van mensen aan te zetten om lokaal te kopen en zo onze eigen economie te ondersteunen.
Het leek soms alsof deze voorstellen in goede aarde vielen maar in de cijfers viel er helaas weinig van terug te vinden. Alsof u er zelf niet in gelooft. Veel daadkracht viel er in elk geval niet te ontdekken.
Nog erger is het gesteld met de Buitenlandse Handel. We hebben nu een staatssecretaris die zich daar speciaal moet mee gaan bezig houden, alleen… ze heeft geen idee waar ze naartoe wil. En dat kan je bijna letterlijk nemen: we hebben een lijst gekregen met zoveel landen – die blijkbaar allemaal prioritair zijn – dat het nauwelijks nog op te volgen valt. Brussel mikt op de BRICS-landen én op de landen aan de Middellandse Zee waarmee we al contacten hebben zoals Albanië, Algerije, Bosnia Herzegovina, Egypte, Israël, Jordanië, Libanon, Mauritanië, Montenegro, Marokko, Palestina, Tunesië en Turkije én daar mogen dan ook nog een aantal Afrikaanse landen bij. We gaan mevrouw Jodogne niet veel zien denk ik. Gaan we die lijst met landen zo houden of sturen we stevig bij? Wat willen we nu eigenlijk bereiken met die bevoegdheid Buitenlandse Handel? We weten het na de commissie nog altijd niet. We zullen wel zien. En uit de begroting kan je ook niet wijzer worden want die leest als de verderzetting van de verderzetting. Wordt het bijvoorbeeld ook niet eens tijd dat we mensenrechten en sociale en milieucriteria een rol laten spelen in het uitkiezen van de partners – we zijn tenslotte Europese hoofdstad? De vraag werd gesteld maar we kregen opnieuw niets dan vage antwoorden.
Jammer genoeg tekenend voor het economische beleid dat deze regering wil voeren. We zullen wel zien. Zo kan je de meeste uiteenzettingen van onze ministers in de begrotingscommissies samenvatten. We zullen wel zien. De grote woorden van het begin, de wedergeboorte, de ambitie die op elke pagina van het regeerakkoord stond … het is vervangen door een verlammend pragmatisme. We zullen wel zien.
Het probleem is natuurlijk dat heel veel Brusselaars al lang tot over hun oren in de problemen zitten. En met een “we zullen wel zien” zijn die niet geholpen. De werkloze jongedame waar ik het daarnet over had, heeft nog 110.000 lotgenoten. En die willen actie. Die willen geholpen worden, niet genegeerd.
De regering pakte enkele weken geleden uit met een werkgelegenheidsplan. Goed zo, dat hebben we nodig. Alleen bleek na de begrotingscommissie dat het eigenlijk het herverpakken van wat oude maatregelen was. De intensievere begeleiding van werkzoekenden? Nauwelijks extra personeel of middelen maar vooral een verschuiving van het bestaande. De jongeren zullen wat beter omkaderd worden dankzij het Europees geld maar het ziet er naar uit dat dit ten koste zal gaan van de 90.000 andere werklozen. En we hebben het al gezegd: inzetten op jongeren is goed maar we verwachten structurele maatregelen om de werkloosheid te doen dalen, niet alleen een verschuiving binnen de budgetten en dus ook binnen de groep werklozen zoals vandaag het geval lijkt te zijn.
We zijn wel tevreden te horen dat de minister niet van plan is van de minister van uitsluiting te worden. De nieuwe bevoegdheid ivm de controle van de werklozen zal dus blijkbaar niet te repressief ingevuld worden. Natuurlijk moeten de profiteurs er uit gehaald worden maar zolang het Gewest er niet in slaagt voldoende goede begeleiding te voorzien én zolang er structureel te weinig jobs zijn, stellen wij voor geen jacht op werklozen te gaan maken. Positieve maatregelen en begeleiding is efficiënter, dat zien we ook in de landen rondom ons.
Het is in dat kader dan ook zeer te betreuren dat er in dat hele werkgelegenheidsplan nauwelijks over onderwijs gesproken wordt. Als ik de minister daarover ondervraag haalt hij zijn schouders op en zegt hij “natuurlijk is onderwijs belangrijk maar wat wil je dat ik eraan doe, het is onze bevoegdheid niet”. Nee, het is onze bevoegdheid niet en volgens uw regeerakkoord wil u dat absoluut zo houden. Maar het zijn wel onze kinderen die zonder of met een minderwaardig diploma afzwaaien. Dus wat meer voluntarisme, wat meer druk zetten op die gemeenschappen zou geen kwaad kunnen.
Het is eigenlijk vreemd dat de werkgelegenheidsnota van deze regering in het algemeen zo vaag is. Werk was toch het belangrijkste thema in uw regeerakkoord, of niet? En dan krijgen we een oriëntatienota waar de vaagheid van af druipt. Wat gaan we doen met de GECO’s? We zullen wel zien. De dienstencheques? We zullen wel zien. De RSZ-kortingen, de sociale economie, de artikel 60’s? We zullen wel zien, we zullen wel zien, we zullen wel zien. Maar het gaat hier wel over mensen. Als ik vraag of het bedrag dat we van federaal krijgen voor de artikel 60’s voldoende zal zijn én of het Gewest zal bijpassen als dat niet zo is, dan schuift de minister-president die beslissing door naar maart, april. Tot dan is het blijkbaar uw probleem niet. We gaan dus de onzekerheid, het niet beslissen institutionaliseren. Het toppunt was toen we wilden weten wat er met de 250 miljoen euro zou gebeuren die overkomt in het kader van de 6de staatshervorming. Geen lijst, zelfs niet het begin van een opsomming kregen we. Geen idee blijkbaar.
“De Minister hoopt dat hij niet slechter zal doen dan zijn voorgangers”, staat er in het verslag. Als ambitie kan dat tellen.
Mobiliteit
Een zelfde vaagheid bij Mobiliteit en Openbare Werken. Daar hebben we een minister die zich in woorden wel ambitieuzer uitdrukt. Met de bescheidenheid die hem eigen is, gaat hij ervan uit dat hij het sowieso beter zal doen dan zijn voorgangers. Alleen moet dat wel ergens te zien zijn natuurlijk. Als we de cijfers bekijken dan zien we echter vooral continuïteit – en daar zijn we niet tegen. Als we de daden bekijken dan zien we achteruitgang.
De minister is inderdaad veranderd: waar hij vroeger voluit de kaart van het Gewest trok, loopt hij nu om een of andere reden aan het handje van de gemeenten. Het parkeerplan wordt nog maar eens uitgesteld en wellicht uitgehold. De Stad Brussel wil de Picardbrug met zijn tram niet meer, wel dan komt er geen tram. De minister verdedigt zelfs de mini-ring en de extra parkings in de vijfhoek.
Nu goed, dat ging over de dossiers die al in de pers geweest waren. Daar hebben we veel over gepraat in de commissie en dat was vooral omdat de minister eigenlijk een blanco cheque vroeg voor de rest van de werken. Een meerjarenplanning zoals de parlementsleden vroegen, kon of wou hij ons namelijk niet geven omdat “hij nog niet lang genoeg aan het werk was”. Vreemd want de meeste ramingen en tijdschema’s zijn volgens ons al een hele tijd bekend bij de administratie.
De minister van begroting had ons in zijn commissie nog maar eens bevestigd dat er aan de grote investeringen ivm het openbaar vervoer niets zou gewijzigd worden, daar zou hij persoonlijk voor zorgen. De metro, de automatisering ervan en een aantal nieuwe tramlijnen liggen dus nog altijd vast. En verder hebben we de lijst van werken zoals ze in het Regeerakkoord staat. Rogier, Meiser, Reyers (is er bij gekomen), Schuman, de fietspaden op de grote lanen, de skytrain, de aanpak van de tunnels, de centrale lanen in de vijfhoek, … Nu komt er dankzij de zesde staatshervorming inderdaad extra geld voor mobiliteit maar het lijkt me dat er naast de lijst die ik net heb opgesomd toch niet te veel marge meer zal bestaan. Waarom mogen we de planning en de budgetten van al die werken dan niet zien? En we zullen het u niet kwalijk nemen als er eens iets verschuift of wat meer of minder kost. Maar dat overzicht bestaat volgens ons en we zouden dat dus graag krijgen. Het feit dat we het meerjarenplan niet mogen zien, maakt ons een beetje achterdochtig.
Verder was er de frustratie dat er in de oriëntatienota wel gesproken wordt over een nieuw gewestelijk mobiliteitsplan maar dat daar in de artikels en de uitleg van de minister weinig over terug te vinden valt. Nu heeft men de kans om – dankzij de interne Brusselse stadshervorming – eindelijk een echt gewestelijk mobiliteitsbeleid te kunnen voeren en dan maakt men geen werk van de uitbouw van de instrumenten om dat goed te kunnen doen. Dat is jammer. Als men in 2018 een Iris 3-plan (of hoe u dat ook wil noemen) wil op tafel leggen, dan zal men in 2015 aan de voorbereiding ervan moeten beginnen.
Meten is weten, we hebben de voorbije jaren inderdaad een inhaaloperatie uitgevoerd, moeten uitvoeren. Maar er moet nog veel gemeten worden om opnieuw een bepalend mobiliteitsplan te kunnen maken. Het is echter nodig om de gemeenten de nodige houvast te geven. Alleen hebben we vergeefs gezocht in de cijfers naar het geld om dat ook echt mogelijk te maken. Een gemiste kans. Grote projecten proberen rond te krijgen is één ding, maar ze moeten wel kaderen in een mobiliteitsbeleid dat de autodruk in Brussel wil verlagen en de omstandigheden voor de andere vervoerswijzen wil verbeteren. Anders maken we onszelf wijs dat we toch zo goed bezig zijn maar heeft het tot niets geleid. En dat kunnen we de Brusselaars en de Brusselse economie niet aandoen.
Leefmilieu
Over milieu, dierenwelzijn en afval zal ik kort zijn. Mijn collega Annemie Maes zal hier zometeen in detail op ingaan. We zijn blij dat deze begrotingsbesprekingen ons eindelijk de kans hebben gegeven om te ontdekken wat deze regering nu echt van plan is met bv milieu want tot nu toe was het zelfs geen kwestie van “we zullen wel zien”. We zagen helemaal niets. Het leek in uw regeerakkoord en uw beleidsverklaring wel of de bevoegdheid nauwelijks vermeld mocht worden. Milieu als de Voldemort van deze meerderheid. Maar straks daarover meer.
Huisvesting
Ik wil het als laatste punt nog even hebben over het woonbeleid. Een beleid waar de groenen tijdens de vorige legislatuur op een rationele manier grote kuis hebben gehouden, hebben moeten houden. En gelukkig wordt dat naar waarde geschat want het beleid van Minister Fremault is eigenlijk in grote lijnen een voortzetting van het beleid van haar voorganger. En zo hebben we een Minister gehoord die in detail antwoordt op de vragen – al hadden we graag meer engagement gezien voor de Community Land Trust en Housing First. Op het vlak van de planning lijkt het dus goed te zitten, maar de grote uitdaging ligt natuurlijk in het realiseren van de ambities op het terrein en daar zal de volgende maanden onze belangrijkste aandacht dan ook naar gaan.
Er is één groot pijnpunt in het woonbeleid: het is niet sociaal genoeg. U krijgt een aantal nieuwe bevoegdheden en kansen en die gebruikt u vooral voor de middenklasse en hogere middenklasse. Dat is in een gewest waar zoveel armoede heerst, moeilijk uit te leggen.
Zo betreuren we het uitblijven van beleidskeuzes voor de woonbonus. Het is bekend dat dit instrument niet effectief is in die zin dat het globaal de woningprijzen opdrijft en vooral geeft aan zij die al hebben. Bovendien riskeert het systeem voor Brussel heel erg duur te worden. In plaats van te doen wat moet, net als de andere gewesten, beslist deze regering de hervorming van de woonbonus naar 2017 te verschuiven. En daar maakt men dan ook nog eens reclame mee. Het verschil in aankoop van een huis tussen Brussel en Vlaanderen dreigt zo echter nog groter te worden dus ik weet niet wie hier nu eigenlijk beter van wordt maar ik vrees dat het niet de Brusselaars zullen zijn.
Het is volgens ons ook niet nodig om de inkomensgrenzen voor het bekomen van een lening bij het Woningfonds te verhogen. Nu zijn deze inkomensgrenzen eigenlijk al ver boven wat de gemiddelde Brusselaar aan inkomen heeft. Die nog wat optrekken betekent dat u ook mensen gaat ondersteunen die dat eigenlijk niet meer nodig hebben en dat u de pot voor mensen die niet zonder kunnen, kleiner maakt.
Ook de manier waarop men de financieringsproblemen rond de Alliantie Habitat wil oplossen, overtuigt ons niet echt. Het kabinet van de minister ziet de oplossing blijkbaar in het opzetten van PPS-formules. Nu weten we intussen uit de ervaringen van Vlaanderen met dit soort constructies dat de lasten van die PPS-formules bijna altijd voor de gemeenschap zijn en de lusten voor de investeerders. Om de voormalige Vlaamse minister Freya Vandenbossche hierover te citeren: “De conclusie is dat PPS in de sociale woningbouw véél te duur was, de woningen niet goedkoper zijn (integendeel), er niet sneller gebouwd kon worden dan in klassieke sociale woningbouw, het initiatief niet voor herhaling vatbaar is en bovendien nefast voor de Vlaamse schatkist”. Met Groen stellen we voor om hier even uw credo “We zullen wel zien” achterwege te laten en meteen de evaluatie van de Vlaamse minister ter harte te nemen.
En dan de huurtoelage. De vorige regering had nog niet alle elementen in handen om dit in te voeren maar nu is de huurwet uw bevoegdheid geworden. En dus kunt u eindelijk stappen vooruit zetten. Er is trouwens al heel veel werk gebeurd: denk maar aan de studie over de huurreferentieprijzen. Maar als het de bedoeling is van deze regering om dit in te voeren – en dat blijkt toch uit de verklaring van de minister in de commissie, dan zal daar meer voor nodig zijn dan de 625.000 euro die nu voorzien zijn. Tenzij men het doelpubliek zo beperkt dat de maatregel een druppel op een hete plaat is. Maar dat kan volgens ons niet de bedoeling zijn als we weten dat er meer dan 40.000 mensen wachten op een sociale woning.
Conclusie
Beste collega’s,
Ik ga u niet verbergen dat wij meer hadden verwacht. Van een regering die zichzelf verkoopt als de meest ambitieuze sinds het ontstaan van dit gewest, die de wedergeboorte van Brussel aankondigde in haar regeerverklaring, hadden we meer visie en meer duidelijke keuzes verwacht. Het feit dat er heel wat extra geld naar het Brussels Gewest is gekomen door de 6de staatshervorming, heeft u in slaap gewiegd. De grote woorden uit uw aankondiging worden niet vertaald in de begroting die u ons voorlegt. Er is een hele grote kloof tussen wat u zegt dat u wil doen en wat u blijkbaar zal doen. U hebt de problemen blootgelegd en dat vond u blijkbaar voldoende. “We zullen wel zien” is echter niet de visie waar de Brusselaars vandaag op wachten. In deze moeilijke tijden is er meer nodig. Wij kunnen deze begroting dan ook niet goedkeuren.