Enkele weken geleden was ik in Taipei (Taiwan) voor een conferentie over de openstelling van het huwelijk. Ik hoorde er verhalen over juridische veldslagen, boycotacties van oppositiepartijen, betogingen voor en tegen… In België heb ik zelf mee actie gevoerd voor het ‘homohuwelijk’ (zoals de meeste mensen dat toen noemden al bedoelden we natuurlijk het ‘huwelijk voor iedereen’) door deel te nemen aan manifestaties, debatten en door het thema binnen en buiten mijn partij mee op de agenda te zetten. Maar hoe de discussies uiteindelijk binnen de regering verlopen zijn, dat wist ik niet. Dus belde ik Magda Aelvoet op, de groene minister die het dossier op de regeringstafel kreeg, om eens af te spreken voor een babbel…
Bruno De Lille: Was het huwelijk voor koppels van hetzelfde geslacht een thema tijdens de verkiezingscampagne van 1999?
M.A.: Eigenlijk niet. Hét thema bij de verkiezingen toen was de dioxinecrisis. Dat voedselschandaal viel in volle verkiezingscampagne en heeft het overgrote deel van de discussies en debatten bepaald.
En ook in het Regeerakkoord dat we daarna afsloten met de paarsgroene partijen kwam het huwelijk voor koppels van hetzelfde geslacht niet voor. Er stond een zin in over ‘een versterking van de wettelijke samenwoning en het samenlevingscontract’. Maar zelfs die ‘versterking’ was volgens mij vooral gericht op hetero’s. Er was wel een bereidheid om holebi’s daarbij ook meer rechten te geven maar over het homohuwelijk an sich werd niet gesproken. Gelukkig hebben we dit opstapje creatief kunnen gebruiken.
B.D.L.: Wie heeft het dossier uiteindelijk op tafel gelegd?
M.A.: Dat heb ik gedaan. Ik was lid van het kernkabinet en daardoor kon ik ook dit soort dossiers op tafel leggen. Met mijn kabinet hebben we toen een sterk dossier opgebouwd en dan zijn we er voluit voor gegaan.
“Er waren een aantal prominente stemmen, bekende holebi’s, die het huwelijk als een burgerlijk instituut zagen dat in se onderdrukkend is, en het daarom afwezen.”
Dat was ook nodig want bij de eerste besprekingen tussen de kabinetten was er buiten bij Ecolo (de Franstalige groene partij) en de VLD (de Nederlandstalige liberale partij) zo goed als geen steun. De eerste minister (VLD) was vanaf het begin mee maar verder was er weinig enthousiasme. De sp.a (de Nederlandstalige socialistische partij) en de PS (de Franstalige socialistische partij) waren niet tegen maar ze dachten dat ons voorstel om meteen voor een volwaardig huwelijk te gaan, geen kans maakte. Dus probeerden ze ons toch te duwen naar een uitbreiding van het samenlevingscontract. De MR (de Franstalige liberale partij) stelde zich eerder terughoudend op.
B.D.L.: Hoe hebt u ze ze dan toch overtuigd?
M.A.: Stap voor stap. Op het eerste interkabinettenoverleg stelden we voor een studie te maken die de noodzaak onderzocht, de opties oplijstte, het draagvlak bestudeerde en ook hoe de situatie in het buitenland (vooral Europa), evolueerde.
Wat ons in het begin niet hielp was de relatieve verdeeldheid binnen de LGBTI-gemeenschap. Er waren een aantal prominente stemmen, bekende holebi’s, die het huwelijk als een burgerlijk instituut zagen dat in se onderdrukkend is, en het daarom afwezen. Of die vonden dat er eerst andere holebiproblemen op te lossen waren. Dat maakte het voor ons niet eenvoudiger.
“Op het volgende kernkabinet kwam Louis Michel naar me toe en hij zei “Magda, j’ai vu tes amis les ‘olebi’ et ça marche.” “
Gelukkig kreeg de Federatie Werkgroepen Homoseksualiteit (FWH / het huidige Çavaria) dan toch alle neuzen in dezelfde richting. Zo zagen mijn collega’s dat het LGBTI-middenveld ons in elk geval steunde. Toen uit de studie bleek dat de vraag wel degelijk leefde bij de Belgische homo’s en lesbiennes en dat er geen objectieve redenen waren om het huwelijk niet open te stellen, konden we verder.
De grootste weerstand kwam van de MR. De VLD wilde de ‘partij van de vrije burger’ zijn dus die stonden in dit dossier echt aan onze kant. Maar de MR mikte op een conservatiever, traditioneler publiek. En dus gingen ze in het kernkabinet op de rem staan elke keer als ik de openstelling van het huwelijk op tafel legde. Ze wilden hun achterban bevragen, nog extra info, enzovoort. Vertragingsmechanismen met andere woorden.
Ik heb dan aan Louis Michel voorgesteld om op zijn minst zelf een gesprek te hebben met de vertegenwoordigers van de FWH. En dat heeft hij gedaan in zijn typische stijl: als hij een moeilijk dossier persoonlijk wou uitspitten, dan organiseerde hij een uitgebreid ontbijt met alle betrokkenen. Anke Hintjens, de woordvoerster van de FWH, en een aantal leden van het bestuur zijn daar naartoe gegaan. Ze moeten dat goed gedaan hebben want op het volgende kernkabinet kwam Louis Michel naar me toe en hij zei “Magda, j’ai vu tes amis les ‘olebi’ et ça marche.” (lacht).
B.D.L.: Was alles daarna in kannen en kruiken?
M.A.: Nee, er waren toch nog een paar drempels. De twee grootste moeilijkheden waren: gaan we voor een openstelling van het huwelijk zoals het bestaat voor hetero’s of verzinnen we een nieuw systeem apart voor holebi’s die willen trouwen? En vooral “wat met kinderen”?
“We waren bang dat de discussie over adoptie de hele wet zou vertragen en uiteindelijk zou doen kelderen.”
Dat laatste punt was erg gevoelig, zeker langs Franstalige kant. Zowel de MR als de PS zeiden “Que les adultes s’amusent… mais n’implique pas les enfants dans ce genre d’affaires.”
Het eerste punt leek ons te winnen. Het tweede niet. We waren bang dat de discussie over adoptie de hele wet zou vertragen en uiteindelijk zou doen kelderen. Dus hebben we besloten van adoptie niet in de wet te voorzien. Tot mijn grote spijt maar tactisch konden we op dat moment niet anders. Het was dat of niets naar ons aanvoelen. Gelukkig heeft men enkele jaren later beseft hoe absurd dat was en is er de adoptiewet gekomen.
B.D.L.: Het is gelukkig inderdaad de openstelling van het huwelijk geworden en geen apart systeem. Hoe hebt u die strijd dan gewonnen?
M.A.: Ik ben nog altijd zeer blij dat we niet zijn ingegaan om de vraag om een alternatieve formule uit te werken.
We hadden twee belangrijke argumenten. Het eerste was praktisch: als we een alternatief systeem wilden uitwerken, dan hadden we een hoog aantal wetten aan te passen. Of het nu gaat over erfrecht, ziekte, invaliditeit, … het feit dat je getrouwd bent, verandert je rechten en plichten tegenover elkaar. Als we een apart systeem wilden waarin we de partners toch dezelfde rechten en plichten gaven als getrouwde koppels, dan moesten we al die wetten onderzoeken en aanpassen. Gelukkig zag niemand dat echt zitten.
Het tweede was ideologisch: we wilden gaan voor volledige gelijkheid. En dan was er maar één optie: de openstelling van het burgerlijk huwelijk voor iedereen.
B.D.L.: Eerst is er nog de antidiscriminatiewet gekomen, hielp die het dossier van het huwelijk vooruit?
M.A.: Het vreemde is dat die twee zaken compleet los van elkaar stonden. Achteraf lijkt het een logische opeenvolging maar op dat moment waren het twee belangrijke dossiers die niet aan elkaar gelinkt waren. De tijdsgeest zat goed.
“We wilden gaan voor volledige gelijkheid. En dan was er maar één optie: de openstelling van het burgerlijk huwelijk voor iedereen.”
We beleefden toen met onze Paars-Groene regering een uniek momentum: voor de eerste keer in decennia zaten de Christendemocraten niet in de regering. En dat waren vaak de partijen die dwars gingen liggen voor elke progressieve verandering op ethisch vlak. Die kans om vooruit te gaan hebben we met twee handen aangegrepen.
B.D.L.: Er was op dat moment geen draagvlak bij de bevolking voor de openstelling van het huwelijk (amper 35% was positief), voelde u die tegenkanting?
M.A.: Zelf heb ik daar geen last van gehad. Natuurlijk wisten we dat er bijvoorbeeld vanuit kerkelijke hoek geen steun of goedkeuring ging komen. Maar het is nooit zoals enkele jaren later in Frankrijk geweest waar men echt actie voerde om de wet tegen te houden. Sommige medewerkers van het kabinet hebben wel beledigingen en bedreigingen gekregen.
En dat er geen groot draagvlak bij de bevolking was op dat moment… Kijk, wij geloofden echt in politiek leadership: als politicus sta ik voor iets dus als ik overtuigd ben dat een voorstel het leven van een hele groep mensen kan verbeteren, dan ga ik ervoor. Tegelijk moet je praten en uitleggen waarom je die keuze maakt, voor wie je het doet en wat de gevolgen zullen zijn of niet zijn: zo creëer je draagvlak.
“Ik geloof echt in politiek leadership: als ik ergens voor sta, dan ga ik ervoor.”
Vaak zijn mensen tegen iets omdat ze niet houden van verandering. Maar in het geval van het huwelijk voor mensen van hetzelfde geslacht veranderde er aan hun eigen situatie helemaal niks, ze maakten alleen andere mensen gelukkig. Toen dat duidelijk werd, kwam de steun vanzelf. Trouwens, de FWH heeft op de valreep ook de CD&V (de Nederlandstalige christendemocratische partij) overtuigd om de wet mee goed te keuren, wat aanvankelijk onmogelijk leek. Het draagvlak in het parlement was uiteindelijk zeer groot.
B.D.L.: Achteraf gezien is het een van de erfenis-dossiers van die Paars-Groene regering, een van de realisaties waar men meteen naar verwijst als men het over die periode heeft. Was dat toen al duidelijk?
M.A.: We beseften wel dat het een van onze belangrijke beslissingen ging zijn. Als Groen zouden we dat trouwens vaker in de herinnering mogen brengen want er zijn intussen veel mensen en partijen die het ouderschap van deze wet claimen (lacht). Ik ken een heleboel mensen, ook LGBTI’s, die geen besef hebben van wie daar toen echt zijn nek voor heeft uitgestoken.
Ach, zo gaat dat. Ik ben vooral blij voor al die mensen van wie we het leven op een positieve manier hebben kunnen veranderen. Het is mooi als je dat als politicus kunt bereiken.