De meeste mensen kennen hem als Toone VIII maar eigenlijk heet hij Nicolas Geal. Hij is nog maar 35 en toch staat hij al 12 jaar aan het roer van het Koninklijk Theater Toone vlakbij de Grote Markt van Brussel. Onlangs kwam zijn poppentheater in zwaar weer terecht want de Franse Gemeenschap dreigde ermee de subsidies stop te zetten. Een petitie en meer dan 16.000 handtekeningen verder is het gevaar gelukkig voorlopig geweken. Ik wou intussen die achtste Toone toch wat beter leren kennen. Een babbel over de Brusselse mix, erfgoed of cultuur en de côté bohème van onze stad ….
Nicolas Géal: Ik ben blij dat de subsidies voor 2017 intussen veilig zijn. Plots leek het alsof we over enkele maanden het theater zouden moeten sluiten. Een traditie die tot 1830 teruggaat kan zo afgelopen zijn. Het was een zware periode. Niet alleen voor mij trouwens. We waren allemaal heel erg onder de indruk.
Vooral omdat we het gevoel hadden dat we ons niet hadden kunnen verdedigen tegenover de minister. Intussen heb ik ze ontmoet en ze kijkt nu met heel andere ogen naar wat we doen. Gelukkig maar. Al is de strijd nog niet gestreden want er zijn nog geen garanties voor de langere termijn.
Het goede aan deze affaire is wel dat we gezien hebben dat we op ontzettend veel steun kunnen rekenen. We hebben een steunpetitie gelanceerd en in een mum van tijd hadden meer dan 16.000 mensen die getekend. Veel Brusselaars maar zelfs mensen van ver daarbuiten die lieten weten dat Toone voor hen een stuk van de ziel van Brussel uitmaakt.
Bruno De Lille: De minister wil jullie liever bij de dienst “Erfgoed” plaatsen. Maar jullie staan er op onder “Cultuur” te vallen. Waarom is dat zo belangrijk voor jou?
N.G.: Toen ik aan het conservatorium opgeleid werd, had ik een leraar die zei “of het is levend of het is dood. Een middenweg is er niet.” ik wil theater maken dat levend is, dat zich blijft vernieuwen, zichzelf in vraag stelt. Zo proberen we bijvoorbeeld om de twee jaar een nieuwe creatie te maken. Mijn vader had enkele auteurs rond hem af en toe een stuk schreven. Misschien moet ik ook wel op zoek naar hedendaagse auteurs om eens een verhaal te bewerken voor onze marionetten.
Sommige bezoekers denken op het eerste gezicht dat ze in een museum binnenkomen maar met de voorstelling tonen we hen altijd dat dat niet zo is. We spelen vandaag niet meer zoals honderd jaar geleden en gelukkig maar. Natuurlijk put ik uit het rijke repertoire van ons theater. Het is fantastisch op een geschiedenis van bijna 200 jaar te kunnen bogen. Zo heb ik “Le Cid” nog eens op de kalender gezet. Een hele mooie tekst. Maar niet aangepast aan het publiek van vandaag. Dus bewerken we die.
B.D.L.: Wanneer wist je dat je je vader als Toone wou opvolgen?
N.G.: Ik ben er in geboren. Toen ik klein was, speelde ik al poppentheater voor mijn familie. Ik liet ze zelfs betalen. En mijn grootmoeder gaf ik korting. Ik had een tarief voor oude mensen: het tarief “Moyen Age”. Dat moest natuurlijk “Troisième Age” zijn maar dat begrip had ik toen blijkbaar niet goed begrepen (lacht). En toen ik achttien werd, ben ik naar het conservatorium gegaan. Ik heb dus ook “gewoon” theater gespeeld maar … ik vond het niet fijn dat je constant moet vechten om een mooie rol te kunnen spelen. En als ik dan moest kiezen tussen een figurantenrol of hier een hele voorstelling te mogen dragen, dan was de keuze snel gemaakt.
Er heerst ook een hele aangename sfeer in ons theater. We zijn nu met 30 poppenspelers, veel van hen zijn studenten en die moet ik nooit zoeken. Ze komen zelf, hebben via mond aan mond reclame gehoord dat het hier leuk werken is en vragen of ze mee mogen doen. Nu, ik ben ook geen strenge regisseur natuurlijk. Ik geef ze veel vrijheid. Ze mogen van mii zeker een stuk van hun persoonlijkheid leggen in de manier waarop ze met de marionetten omgaan. Als je twee keer naar dezelfde voorstelling zou komen kijken maar dan met andere mensen achter de schermen, dan zie je echt wel het verschil. Ik ben er om ze tegen te houden als ze teveel de zot zouden uithangen want het verhaal komt eerst natuurlijk. Maar het is zeer leuk samenwerken.
B.D.L.: Zijn mensen soms niet verrast als ze jou zien? Als mensen over Toone spreken, dan denken ze volgens mij nog altijd eerst aan je vader.
N.G.: Mijn vader blijft natuurlijk de emblematische figuur. Hij heeft de traditie trouwens ook gered. Op een bepaald moment geloofde de vorige Toone niet meer in de toekomst van zijn eigen theater en begon hij zijn marionetten te verkopen. Mijn vader had toen een poppentheater voor kinderen en is dan uiteindelijk naar Toone VI toegestapt. Hij heeft het theater overgenomen en meteen ook een heel stuk moderner gemaakt. Hij speelde kortere stukken, niet alleen meer in het Vloms Brussels maar ook in het Frans en het Engels. En soms zelfs in het Spaans en het Duits. Hij was de eerste van de Toones die het professioneel aanpakte. De andere speelden met veel overgave maar hadden geen professionele vorming. De eerste Toone, Antoine Genty was een façade klasjer (lacht). Ze hebben geluk gehad dat ze op een zot zoals mijn vader gevallen zijn want anders bestond dit al tientallen jaren niet meer.
B.D.L.: Ik dacht altijd dat de Toones van vader op zoon waren overgegaan sinds 1830.
N.G.: Nee, nee. Maar veel mensen denken dat. Ze gaan er van uit dat de titel van “Toone” van vader op zoon wordt doorgegeven sinds de middeleeuwen. Alleen is het nog maar de tweede keer dat dat zo is. Mijn vader is zelfs geen geboren Brusselaar. Hij is geboren in Hingene in de provincie Antwerpen. Zijn moeder was van dat dorp, zijn vader was een Fransman. En samen zijn ze dan naar Brussel komen wonen zodat hij zijn jeugd hier wel heeft doorgebracht. Dat toont eigenlijk goed aan hoe Brussel altijd een stad is geweest die openstond, de stad is van de mélange. Dat is ook de reden waarom het theater sinds mijn vader zich ook op een internationaal publiek richt.
Zelf ben ik wel een echte Brusseleir. Ik ben geboren in het Edith Cavell-ziekenhuis in Ukkel en ik woon nu in Schaarbeek. Maar mijn Brussels is minder goed dan dat van mijn vader, dat geef ik toe. Ik praat het niet dagelijks. Ik speel sommige stukken natuurlijk in het Vloms Brussels maar dan heb ik wel mijn teksten nodig. Er zijn ook steeds minder mensen die het praten. Mijn vader geeft zelfs lessen om het niet te laten verloren gaan. In het Frans zeggen ze dat Toone een “Theatre d’origine flamande mais d’expression française” is. Mijn vader is in het Frans Brussels beginnen spelen omdat het publiek voor Vloms Brusselse stukken verdween. En nu is er weer een nieuw Brussels aan het geboren worden als je luistert naar veel ketjes: een mix van Frans en Nederlands en zelfs wat Arabisch. Het is typisch voor Brussel om alles te mixen.
B.D.L.: Zijn Brussel en Toone onlosmakelijk met elkaar verbonden?
N.G.: ja, wij kunnen niet elders spelen. Het DNA van Brussel zit diep in dit theater. In de ogen van het publiek zijn we zelfs gelinkt aan de buurt rond de Grote Markt. We hebben ooit aanbiedingen gehad om een Parijse vestiging te openen. Maar dat gaat niet. Authenticiteit kun je niet spelen. Je bent echt of je bent het niet. De toeschouwers aanvaarden trouwens ook alleen mijn vader en mij als speler. Dat is fantastisch maar het is ook zwaar want daardoor rust alles op maar een paar schouders. Ik zou soms wat meer willen reizen, theaterfestivals bezoeken om nieuwe ideeën op te doen maar dat komt er zelden van omdat ik hier nodig ben.
Het is ook een familiebedrijf dus dat betekent dat de anderen mij zonder problemen om middernacht durven opbellen om iets te bespreken. Met een gewone werknemer zou je het niet doen maar als het familie is, dan kan dat. Zo heb ik natuurlijk ook de kans gekregen om het al doende te leren. Mijn diploma van het Conservatorium was niet echt nuttig toen ik het theater moest beginnen leiden of me bezig moest houden met het personeel. Maar ik ben er ingerold en dankzij de steun van mijn familie lukt dat zeer goed. Het verschil met een gewoon familiebedrijf is wel dat het patrimonium an sich niet van mij is. Dat is van de gemeenschap. Toone gaat verder dan mij. Als ik het niet meer ben, dan zal het iemand anders zijn. Misschien een kind van mij, misschien iemand helemaal anders. Dat is niet erg, als het maar doorgaat.
B.D.L.: Zie je jezelf oud worden in Brussel?
N.G.: Dat weet ik niet. Wellicht want ik hou erg van Brussel en van de sfeer in deze stad. Ik moet niet weten van hokjesdenken en dus voel ik me hier goed. De côté bohème die hier heerst, vind ik niet in andere steden. Misschien is dat omdat ik altijd rond de Grote Markt leef waar mensen meestal uitgaan, blij zijn, bij ons komen feesten … Ik hou van Amsterdam en Parijs maar ik voel me er nooit zo op mijn gemak als hier. Dus ja, ik denk het wel.
Je vindt het Koninklijk Theater Toone in de Grasmarkt 66 in 1000 Brussel. Meer info over de programmatie staat op www.toone.be. Wil je de petitie nog tekenen om te tonen dat je het theater blijft steunen, dan doe je dat door hier te klikken.