Piet Van de Craen is hoogleraar Nederlandse en Algemene taalkunde aan de Vrije Universiteit Brussel. Het is een opgewekt man die nu al jarenlang op een meeslepende manier en met veel overtuiging meertalig onderwijs promoot. Ik ging hem opzoeken op de Campus Etterbeek en daar, in zijn bureau vol met stapels dossiers en boeken, praten we over Brussel, kansarme kinderen en de vele clichés die er bestaan over dat meertalig onderwijs…

Piet Van de Craen: Ik ben taalkundige van opleiding en ik heb ook neurolinguïstiek gestudeerd. Mijn belangstelling ging altijd al uit naar de mens en zijn brein. Ik dacht dat je de mensen zo beter kon doorgronden. Taal en het brein … het is gewoon een geweldig onderzoeksdomein. Zo zijn we te weten gekomen dat meertaligheid het brein stimuleert. Dat vermoedden we al langer doordat we de indruk hadden dat kinderen die door hun ouders tweetalig werden opgevoed als het ware een boost kregen. En toen bleek dat je dat ook kon zien in het brein. Dat wil je aan iedereen meegeven natuurlijk. Alleen heeft niet iedereen het geluk thuis twee talen te spreken.

Bruno De Lille: En dus bent u immersiescholen gaan opstarten?

PVdC: CLIL-scholen. Europa noemt dat niet immersie maar CLIL: Content en Language Integrated Learning. Het Franse equivalent is eigenlijk mooier. Daar spreekt men van Emile: Enseignement d’une Matière Integré à une Langue étrangère. Eind jaren 80 al waren er hier en daar al “experimenten” om een vak in een andere taal te geven. Europa is dat beginnen aanmoedigen vanaf het midden van de jaren ’90. In Brussel is de bal pas in 2001 aan het rollen gegaan met de intussen al twaalf jaar oude Stimob-scholen zoals we ze hier noemen. Stimob staat voor “Stimuleren meertalig onderwijs Brussel”. Alleen gaat het erg traag: Brussel aarzelt. Zowel in het Franstalige als het Nederlandstalige onderwijs. Teveel mensen, zowel autochtonen als allochtonen, zijn bang dat meertalig onderwijs slecht is voor hun kinderen. Maar je mag een kind nooit beletten een taal te leren want dat is pas slecht. CLIL-leerlingen zijn betere leerlingen. Niet alleen beter ter tale maar betere leerlingen tout court.

BDL: Kunt u dat ook bewijzen?

PVdC: Met het oprichten van de Brusselse Stimob-scholen in 2001, zijn we meteen uitvoerig onderzoek gaan doen. We hebben allerlei testen op die leerlingen losgelaten en zo zagen we bijvoorbeeld snel dat die leerlingen niet alleen de doeltaal beter spreken maar ook beter scoren op rekenen, logisch denken en problem solving. Alle leerlingen trouwens. Niet alleen de Nederlandstaligen, niet alleen de Franstaligen maar ook die met een anderstalige achtergrond. Dat was een van de mooie ontdekkingen. Iets wat we intussen trouwens ook bevestigd hebben gezien in het buitenland.

BDL: Sommige mensen zijn bang dat de Nederlandstalige kinderen hun moedertaal dan minder goed zullen beheersen.

PVdC: Dat is natuurlijk niet waar. Je moet het vergelijken met het aanleren van een muziekinstrument. Als ik piano kan spelen en ik leer ook gitaar spelen, dan vergeet ik niet opeens hoe ik op die piano moet tokkelen. Neen, mijn hele muzikaliteit gaat er op vooruit. Je ziet dat erg goed bij kinderen die thuis een andere taal spreken: ze gedijen niet alleen erg goed in de schooltalen, ook hun thuistaal, het Arabisch, het Italiaans, het Pools, … die gaat er ook op vooruit.

BDL: Tegenstanders van het systeem beweren dat anderstalige kinderen in een Nederlandstalige school vandaag sowieso in een immersie-situatie zitten. En dat dat niet werkt aangezien veel van die kinderen op het einde van het zesde leerjaar geen goed Nederlands spreken.

PVdC: Nee, nee, nee, als een anderstalige in het Nederlandstalig onderwijs les komt volgen, dan is dat geen immersie. Dan is dat submersie, hij wordt ondergedompeld maar hij heeft geen enkele steun in zijn eigen taal. CLIL heeft een didactische invalshoek. Het gaat niet enkel om het leren ‘van’ een andere taal, het gaat vooral om het leren ‘in’ een andere taal. In plaats van dom Frans te leren, – j’ouvre la porte, c’est une table, … – gaan we iets concreets leren in het Frans. Dat proces is positief voor de Nederlandstaligen uiteraard, maar ook voor de Franstaligen. Als je namelijk iets kent in de twee talen, een begrip, een concept, – oppervlakte bijvoorbeeld, superficie, – dan voel je beter aan wat dat betekent. Waardoor die leerlingen dus niet alleen op taal maar ook op vraagstukken, op metend rekenen en op breuken, 3 moeilijke dingen voor de basisschool, betere resultaten behalen. Dat hebben we intussen onomstootbaar vastgesteld. En dit geldt ook voor anderstaligen.

BDL: Veel mensen denken dat we anderstalige leerlingen beter eerst intensief Nederlands leren voor we ze nog een andere taal leren …

PVdC: Nog zo’n cliché dat de ronde blijft doen. Kijk, de aarde is rond. Er zijn misschien nog mensen die blijven beweren dat ze plat is, maar ze is rond. Het klopt niet dat we taal per taal moeten werken. Een leerling kan heel veel aan, veel meer dan wij denken. Zet zo’n jongen of meisje voor mij, laat mij hem les geven volgens de didactische principes van CLIL en die leerling zuigt dat op als een spons.

In het begin zijn die leerlingetjes natuurlijk moe. Dat is logisch: als je een uur in een taal die je niet goed beheerst, moet luisteren, dan ben je moe zelfs als je het onderwerp al een beetje kent. En ook de leraren zijn moe. Maar dat duurt zes weken en daarna is niemand meer moe want ze hebben zich aangepast aan dat gedoe. Nu is moe zijn is tot nader order geen verschrikkelijke zaak. Daar kunnen we mee leven, toch? Zeker als de resultaten volgen.

BDL: Geven we die anderstalige kinderen niet beter eerst les in hun moedertaal dan in het Frans?

PVdC: Het is natuurlijk waar dat het spreken van je moedertaal een grondrecht is. De Verenigde Naties hebben daar al sinds 1952 een prachtige tekst over. Alleen spelen talen als het Pools, het Berbers, het Chinees, … in onze maatschappij geen enkele rol. Maar als we weten hoe belangrijk de kennis van het Nederlands en het Frans is om werk te kunnen vinden, klanten te kunnen ontvangen, om met elkaar te praten bij de bakker enzovoort… dan ligt de keuze voor de hand.

Het is zo belangrijk met je buur te kunnen praten in de taal die de Lingua Franca is, die het meest gebruikt wordt. And that happens to be Nederlands en Frans in Brussel. Plus dat het de officiële talen zijn. Later gaan we er zeker Engels bij doen of misschien Spaans al naargelang de oriëntatie, maar als je die twee talen al goed beheerst, één Germaanse en één Romaanse taal, dan waauw… dan ben je goed op weg. En dan hou je je voorsprong want dan heb je geleerd te leren in een andere taal.

We moeten ons daar dus geen zorgen over maken. Het is echt niet zo dat je eerst je moedertaal moet leren en dan pas andere talen. Het jonge brein kan best twee tot drie talen tegelijk aan. Kijk naar de agenda van sommige kinderen: school, muziek, ballet, scouts, voetbal, tekenles, … Als wij dat allemaal zouden doen dan zouden we uitgeput zijn. Maar kinderen krijgen er geen genoeg van.

BDL: En wat zegt u op het verwijt van de sceptici dat het een aanpak voor eliteleerlingen is? In Brussel zitten we nu eenmaal met heel veel leerlingen die uit kansarme gezinnen komen. Laten we die dan aan hun lot over?

PVdC: Ook dat is natuurlijk al lang achterhaald. Het klopt dat men in Duitsland leerlingen selecteert. Maar we hebben intussen in België met heel veel scholen genoeg gewerkt waar dat niet het geval is. Kijk maar naar de meeste van de Brusselse scholen die we begeleiden: allemaal lower middle class. Er zijn zoveel CLIL-schooltjes in Wallonie die in buurten liggen die wij zelfs niet meer hebben in Vlaanderen. Wij zijn rijk in vergelijking met sommige buurten van Wallonie. En daar werkt deze aanpak ook.

Dezelfde vraag krijg ik vaak over het beroepsonderwijs: kan het daar wel? Enkele jaren geleden hebben we dat uitgetest in Hasselt, in een hotelschool. Twaalfjarigen, dropouts van de basisschool, die niet goed kunnen lezen en schrijven, werd in het Frans bijgebracht hoe ze groenten konden snijden, mayonaise moesten maken enzovoort. Na drie maanden werden die dikkenekkerig. Gingen die naar de leerlingen van het tweede jaar en zeiden ze van “hé, wij kennen Frans en jullie niet”. Schoolgaan werd een plezier en hun resultaten verbeterden. Die leerlingen spreken er nu nog van.

BDL: De VGC wil eerst een tweetalige normaalschool voor ze meertalig onderwijs wil veralgemenen. Moeten we inderdaad tweetalige leerkrachten hebben om tweetalig onderwijs te kunnen geven?

PVdC: Dat is niet nodig. Je hebt goede leraren nodig maar dat kan via gelijk welke normaalschool. Maar een tweetalige normaalschool? Dat is overdreven. Ik ben blij dat ze niet meer vasthouden aan het monolinguïsme maar de VGC zou zich beter inzetten om directeurs te overtuigen dat ze hun school moeten vermeertaligen. Je laat de vaste onderwijzer dan de lessen in het Nederlands geven en voor de lessen in het Frans trek je enkele Franstaligen aan die dan van klas naar klas gaan. Het gaat maar over een paar uur hé.

We moeten het warm water niet telkens opnieuw willen uitvinden. Meertalig onderwijs is geen experiment meer, het is iets wat zijn deugdelijkheid heeft bewezen. En eens je begint, neemt het enthousiasme zeer snel toe. Er zijn vaak leerkrachten die in het begin de kat uit de boom kijken. Maar dan zien ze hun leerlingen openbloeien en waauw …

BDL: Hoe denkt u dat de grote terughoudendheid voor meertalig onderwijs in Brussel te verklaren is? Als er dan toch zoveel bewijzen zijn dat het werkt?

PVdC: We komen van heel ver in Brussel. We komen van de jaren 60 waar Nederlandstaligen scheef bekeken werden als ze op café Nederlands spraken. Een vriend van mij zei: “Vroeger waren de klanten Franstalig in het restaurant en de obers waren Nederlandstalig. En nu is het omgekeerd.” Dat is een totale sociale shift. Intussen zijn er wel heel wat dingen gebeurd die diepe sporen hebben nagelaten. Dat groeit er wel uit al is het langzaam. Het is nu aan het basculeren zoals we zeggen in Brussel. Veel ouders willen vandaag absoluut dat hun kind een tweede taal leert.

Maar dat betekent nog niet dat de meeste politici daar hetzelfde over denken hé. En die voelen zich helaas allemaal specialist ter zake. Maar taalkundige zijn, dat is een vak. Het is zoals bij het voetbal hé: aan de toog is iedereen beter dan de trainer. Waarom? Omdat iedereen tegen een bal kan trappen. Wel met taal is het ook zo. Iedereen spreekt dus iedereen heeft een zeg over taal. En dan mag jij verwijzen naar tientallen onderzoeken … het buikgevoel haalt het toch. Maar ik blijf volhouden. Bijna als een missionaris (lacht). This is the way forward.