Als er ooit iemand de LGBT-geschiedenis van Brussel zal schrijven, dan kan hij of zij niet om Chille Deman heen. Zowel in Tels Quels, het Regenbooghuis als de Belgian Pride nam hij het voortouw en maakte hij tientallen mensen enthousiast voor meer gelijke rechten voor holebi’s en transgenders. Hij staat boven de communautaire problemen die we in Brussel af en toe kennen en slaagt erin om zowel voor de Nederlandstaligen als de Franstaligen een spreekbuis te zijn. Bovendien weet hij ook steun te krijgen vanuit verschillende politieke hoeken: als Chille iets komt vragen dan weet je dat het voor de goede zaak is. Ik hoorde hem voor het eerst spreken eind de jaren ’90 op de “Belgian Lesbian and Gay Pride, Roze Zaterdag, Samedi Rose” (toen heette de Belgian Pride zo).
Chille Deman: Een mond vol. Die benaming was het resultaat van uren discussie tussen een zeventigtal verenigingen, een Belgisch compromis. Ik herinner mij die optochten nog heel goed, te beginnen met ’96. In die jaren wilde het toenmalige stadsbestuur ons liefst zoveel mogelijk uit het zicht houden. We moesten dus een traject volgen langs de grote bureauboulevards waar geen kat ons te zien kreeg. Behoorlijk frustrerend natuurlijk. De stoet eindigde eerst op het Vossenplein, twee jaar later op het Rouppeplein met een optreden van Tom Robinson. Ik was de voorzitter van de Pride en mocht dus de eindtoespraak houden en tijdens die speech vroeg ik aan iedereen om zijn of haar buur te kussen. We hadden afgesproken dat ik de ondervoorzitster een kus zou geven maar dat was buiten Tom Robinson gerekend. Die nam me vast en heeft me daar een tong gedraaid …. Ik zal me die editie nog lang herinneren (lacht).
Er deed toen nog veel minder volk mee dan de laatste jaren, maar er heerste wel een militantere sfeer. Er werd bijvoorbeeld veel meer aandacht besteed aan de inhoudelijke boodschap. In dat jaar, ik denk dat het 1998 was, hadden we tien eisen en de hele stoet was daarrond opgebouwd. Je kon er niet naast kijken. Vandaag komt de boodschap veel minder naar voor in de vormgeving van de optocht. Ik zou graag opnieuw wat meer aandacht hebben voor die inhoud. Als je de stoet ziet passeren, zou je moeten weten waarvoor we op straat komen.
Bruno De Lille: Ik snap wat je bedoelt. De Pride is vandaag echter veel meer dan een manifestatie of een feest van de LGBT-gemeenschap. Het is bijna het Brusselse feest van de diverstiteit geworden. Christos Doulkeridis, mijn Ecolo-collega in de regering en zelf hetero, zei me onlangs dat hij geen enkel Brussels evenement kent waar zoveel verschillende mensen op af komen als de Belgian Pride: homo, hetero, jong, oud, van alle kleuren en herkomsten … Dat is toch fantastisch?
C.D.: Absoluut. In het begin was naar de Pride komen voor veel mensen hetzelfde als hun coming out doen. Mensen zeiden me: “ik ga daar niet naartoe, want ik ben geen homo of lesbienne”. En nu zijn we geëvolueerd naar een “Pride For Every one”, naar een feest van diversiteit. Het zijn de homo’s, lesbiennes, biseksuelen, transseksuelen en transgenders die het organiseren. Maar zij nodigen iedereen uit om de diversiteit te vieren. Iedereen die zegt dat hij een open, verdraagzame, diverse samenleving belangrijk vindt, is welkom. En die mensen komen ook. Het is een schitterende evolutie.
Er bestaat natuurlijk het gevaar dat het allemaal te commercieel wordt, net als in Sydney of Londen gebeurd is. Dat de Pride bijna herleid wordt tot een reclamestoet. Zoiets is op de duur nefast voor je geloofwaardigheid als beweging natuurlijk. Gelukkig zijn wij er tot hiertoe in geslaagd om het evenwicht goed te bewaken. We werken samen met Visit Brussels voor wat infrastructuur en publiciteit betreft, maar de inhoud komt van ons. Het zijn de LGBT-verenigingen die bepalen wat de boodschap zal zijn, wat er kan en wat er niet kan.
B.D.L.: Is het voor sommige mensen niet hard wakker worden de dag na de Pride? De ene dag kan je openlijk jezelf zijn, de volgende dag blijkt dat het nog altijd erg moeilijk is om zonder problemen hand in hand over straat te lopen.
C.D.: Het duurt soms niet eens tot de volgende dag: elk jaar opnieuw zijn er mensen die op de dag van de Pride lastig gevallen of uitgescholden worden. En dus zie je dat mensen mee paraderen, feesten, plezier maken en daarna stappen ze de metro op en doen ze aan zelfcensuur. Het toont vooral aan dat de Pride nog steeds meer dan nodig is.
We moeten er volgens mij voor zorgen dat we het jaar rond aanwezig en zichtbaar zijn in de stad. Op een natuurlijke manier zodat mensen beseffen dat we gewoon deel uitmaken van Brussel, dat we hier niet weg te denken zijn. Een paar jaar geleden organiseerde de gayclub Smous elke zondag op Brussel-Bad een Thé Dansant. Heel wat bezoekers van Brussel-Bad kwamen gewoon met ons meedansen en beseften vaak pas na een tijdje waar ze terecht gekomen waren. En voor het overgrote deel van hen bleek dat uiteindelijk geen probleem te zijn, er is in elk geval nooit een incident van gekomen. Dat soort dingen moeten we vaker organiseren want zo neem je de angst voor het onbekende weg.
B.D.L.: Hoe heb jij de positie van de LGBT’s in Brussel zien evolueren?
C.D.: Ik heb daar wellicht een gekleurde visie op. Tot 1980 heb ik eigenlijk een dubbel leven geleid: ik was getrouwd, ging toch geregeld in ‘het milieu’ uit en beloofde mezelf telkens weer dat het de laatste keer was en dat ik het daarna nooit meer zou doen (lacht). Toen had je ook al een heel circuit van homobars en –uitgaansplaatsen, maar het was heel gesloten. Als je belde om erin te mogen, vroegen ze je telkens of je wel wist in wat voor een etablissement je wou binnengaan. Er werd oogluikend veel toegestaan maar je moest niet teveel amok maken over je identiteit.
In de jaren ’80 zijn de zaken positief geëvolueerd. Het begon nochtans slecht met een hele rel rond de Macho, de homo-sauna, waarvan de eigenaars enkele dagen in de gevangenis terecht kwamen op beschuldiging van aanzetten tot ontucht. Omdat zij homo waren en omdat hun klanten homo waren. Dat heeft veel mensen geschokt en er kwam een tegenreactie. Men wilde zich niet meer wegsteken. Tels Quels heeft dan een café tegenover de Macho gehuurd waar je niet meer moest bellen om binnen te geraken. Enkele straten verder zette ook Het Rijk der Zinnen zijn deur open voor iedereen. Stilaan heeft er zich in Brussel een bloeiende open gay scene ontwikkeld waar ik me altijd erg goed in heb gevoeld. Eigenlijk is het allemaal relatief snel gegaan. We vergeten vandaag soms van waar we komen.
B.D.L.: Maar er zijn wel nog altijd problemen. Gay-bashing is een realiteit in Brussel…
C.D.: Ik heb zelf het geluk gehad nog nooit te zijn lastig gevallen. Nu, ik woon in Schaarbeek waar ik samen met twee gay-vrienden een huis heb gekocht. Bij een van de vorige Prides wou één van hen een affiche aan het raam hangen. Toen heb ik gevraagd om dat niet te doen. Ik wil daar nog lang blijven wonen en ik had geen zin om in de wijk in de kijker te lopen of om misschien weggepest te worden. Rond mijn huis wil ik het discreet houden. . Er zijn heel veel homo’s en lesbiennes die dat doen. Voor ze hand in hand met hun lief gaan lopen, kijken ze bijna allemaal wie er in de buurt is, waar ze zijn, …
Maar ik heb goede hoop. Ook al is er nog enorm veel werk aan de winkel, toch gaan we er elke dag op vooruit. Ik verwijs daarbij altijd naar de gelijkheid tussen man en vrouw: de vrouwen hebben stemrecht gekregen in 1948 en dat was de basis voor gelijkheid. Maar tot op vandaag zijn mannen en vrouwen nog altijd niet volledig gelijkwaardig. Met de LGBT-gemeenschap staan we dus nog aan het begin. Op juridisch vlak is er al veel gebeurd, nu moet de maatschappij nog volgen.
B.D.L.: Brussel is geen eiland en zolang er landen zijn waar LGBT’s bedreigd worden of niet gewoon openlijk zichzelf kunnen zijn, kunnen ook wij niet gerust zijn. Liggen wij genoeg wakker van de situatie van LGBT’s in andere landen?
C.D.: Als we met veel andere landen vergelijken, dan zijn we hier inderdaad met ons gat in de boter gevallen. Een tijd geleden heb ik deelgenomen aan de Pride in Boekarest. We waren er met 296 aanwezigen. Dat was een record: we waren er dan ook met drie personen meer dan het jaar ervoor (lacht). Om daar aan de Pride deel te mogen nemen, moest je om twee uur precies op het startpunt zijn. Ze lieten je dan binnen op een grote laan die volledig was afgezet met hekken. En op het einde van de Pride kwamen de organisatoren controleren of je niets meer aan je vest of zo had hangen, dat erop kon wijzen dat je had meegedaan.
Vergeet niet dat dit gaat over de hoofdstad van een land dat lid is van de Europese Unie. Ik ben het dus met je eens dat we op dat vlak een verantwoordelijkheid hebben. Die internationale solidariteit was tijdens de Pride trouwens een belangrijk thema en we moeten dat aspect de volgende jaren blijven ontwikkelen. We moeten mensen uit die landen uitnodigen om hen te steunen, collectes opzetten, delegaties sturen naar Prides in de landen waar het moeilijk gaat, …
B.D.L.: En wat met de Brusselse holebi’s en transgenders die uit de landen afkomstig zijn? Ik zou niet in de schoenen willen staan van een Marokkaanse jongen die beseft dat hij homo is. Hoe kunnen we die mensen ondersteunen?
C.D.: Ze zullen het uiteindelijk zelf in handen moeten nemen. Het Regenbooghuis is een koepel die kan helpen, die kan ondersteunen maar het initiatief zal vanuit de groep zelf moeten komen. Gelukkig beweegt er heel wat. Er zijn twee verenigingen actief in Brussel, Merhaba en Omnya, die vooral mensen met Maghrebijnse roots als publiek hebben. Ze zijn trouwens zeer aanvullend: Omnya besaat vooral uit personen die hier asiel hebben aangevraagd vanwege hun seksuele oriëntatie. Zij zijn heel open, activistisch bijna vanuit het idee dat ze niet uit hun thuisland zijn weggetrokken om hier opnieuw in de kast terecht te komen. Merhaba richt zich vooral op mensen die hier geboren zijn en stapje voor stapje uitzoeken hoe ze hun geaardheid kunnen verzoenen met hun familie, gebruiken, cultuur. Merhaba vroeg, toen ze in het begin naar het Regenbooghuis kwamen, of ze gordijnen mochten hangen en of ze de deur mochten sluiten. We hebben dat niet toegestaan en dat was uiteindelijk geen probleem, maar het toont wel aan hoe fragiel hun werking is.
Wij kunnen niet zeggen hoe de coming out in hun cultuur moet gebeuren. Ze moeten zelf hun weg vinden. Er beweegt ook wel wat. Ik heb vanop het Pride-podium heel wat foto’s genomen van het publiek. Daar stonden ook heel wat gekleurde mensen tussen. Vorig jaar hebben we naar aanleiding van de Regenboogweek zelfs een discussiemiddag georganiseerd tussen een homoseksuele Marokkaanse schrijver uit Parijs en enkele vrouwen van Maghrebijnse afkomst. Hij was er met zijn moeder en zij verdedigde hem door dik en dun en dat had een grote impact op die andere vrouwen. Wij moeten dus niet aan die vrouwen zeggen wat ze moeten doen, ze moeten zelf hun manier vinden. Maar met de organisatie van zo’n ontmoeting manier dragen we ons steentje bij.
B.D.L.: Zitten ze vaak niet tussen twee vuren? Een Brusselse homojongen van wie de ouders uit Marokko afkomstig zijn, vertelde me ooit dat hij binnen zijn eigen groep niet aanvaard wordt omdat hij homo is en dat hij binnen de LGBT-gemeenschap niet aanvaard wordt omdat hij Marokkaanse roots heeft. Ze zijn dus zowel slachtoffer van homofobie als van racisme.
C.D.: Daar moeten we inderdaad aan werken. Lesbiennes zeggen hetzelfde: zij worden onderdrukt omdat zij vrouw zijn en omdat zij lesbiennes zijn. Helaas is het niet zo dat je niet discrimineert als je zelf slachtoffer bent van discriminatie. We spreken vaak van de LGBT-gemeenschap maar in feite bestaat die niet. Je bent LGBT maar daarbinnen heb je linkse, rechtse, individualistische, open, racistische, idealistische, fascistische enz… holebi’s en transgenders. De vraag is natuurlijk: hoe kan je zelf gelijke rechten eisen als je die van een ander niet respecteert? Want daar gaat het om: we moeten elkaar leren aanvaarden en leren respecteren. Niet enkel elkaar tolereren maar elkaar respecteren. Tolerantie vind ik trouwens een afschuwelijk woord. Elkaar tolereren betekent elkaar verdragen. Dat is als zeggen “je bent raar, je bent een beetje ziek, maar het is niet erg, ik zal er wel mee leren leven.” Ik wil niet getolereerd worden, ik wil gewoon gerespecteerd worden.
B.D.L.: Een andere groep die het niet altijd makkelijk heeft in Brussel zijn de oudere holebi’s en transgenders. Die groep stelt ons voor nieuwe uitdagingen. Natuurlijk waren er vroeger ook oudere holebi’s, maar nu is een groot deel onder hen het gewoon van altijd en overal open te zijn. Uit enquêtes blijkt dat die mensen soms terug in de kast geduwd worden eens ze in een bejaardentehuis terecht komen. Dat is toch onaanvaardbaar?
C.D.: Dat is zo. Er is inderdaad een oudere generatie die actiever en opener is dan vroeger. Je ziet dat bijvoorbeeld aan de zoekertjes “man zoekt man”. Vroeger was de maximumleeftijd daar 30 jaar. Die grens is steeds meer opgeschoven, werd 40, 50 en nu zelfs 60 jaar. Op een bepaald moment zullen die actieve gay-senioren naar een bejaardentehuis gaan of gestuurd worden. Het is maar de vraag of die daar klaar voor zijn. Voor transgenders is het wellicht nog erger: stel je voor hoe moeilijk het moet zijn om als trans op leeftijd in een tehuis terecht te komen waar men je niet wil begrijpen. Sommige mensen spelen daarom met het idee om LGBT- of LGBT-friendly tehuizen op te richten. Misschien is dat een goed idee, maar ik zou er liever voor zorgen dat alle bejaardentehuizen zich open opstellen. We moeten vanuit de LGBT-beweging dan ook dringend contact zoeken met die tehuizen, de discussie opstarten, activiteiten organiseren waarmee we elkaar leren kennen. Een paar jaar geleden is er bijvoorbeeld een tentoonstelling geweest over de jonge jaren van een aantal gay-senioren. Die is dan ook in een aantal bejaardentehuizen georganiseerd en tegelijk heeeft men over de tentoonstelling enkele discussiemomenten met de bewoners georganiseerd. Heel interessant en het begin van een echte openheid. Dat soort initiatieven zullen we nog veel vaker moeten opzetten.
B.D.L.: Tot slot: waarom blijf je kiezen voor Brussel? Waarom blijf je je engagement hier tonen?
C.D.: In België zou ik in geen andere stad willen wonen. Ik ben een stadsmens en Brussel is een bruisende grootstad op mensenmaat. Ik woon hier sinds mijn twaalfde, hier ken ik de mensen en heb ik carrière gemaakt en voel ik me goed. Niet alleen als homo trouwens. Ook toen ik nog officieel “hetero” was, was Brussel de stad waar ik me echt thuis voelde (lacht).