Heb je als kind altijd het recht je biologische ouders te kennen? Ben je als ouder verplicht je (donor)kind te laten weten dat jullie genetisch niet verwant zijn? Ook als je ‘het niet kunt zien’? Of is iedereen gelukkiger als dit verborgen blijft?

Samen met mijn man ben ik de trotse papa van een zoon die geboren werd uit twee Afrikaanse ouders. De situatie van een adoptiepapa is natuurlijk niet dezelfde als die van een vader of een moeder van een donorkindje. Toch zijn er heel wat gelijkenissen. Je bent niet de biologische ouder en je staat voor de vraag hoe je die ‘andere’ een plaats wil of zal geven. Vandaar dat ik me toch even in de discussie wou mengen. Ik kan en wil niet spreken voor de kinderen zelf. Dat zullen zij zelf moeten doen. Ik kan wel vertellen hoe ik het vaderschap van een geadopteerde zoon beleef.

Iedereen heeft een mama

Anders dan bij ouders met een donorkindje, bestond bij ons de optie zelfs niet om te doen alsof onze zoon ons biologisch kind was. Hij is donkerbruin, wij zijn wit. En bovendien zijn we met twee papa’s. Van jongs af aan werden we dus met vragen geconfronteerd. Niet alleen van onze zoon maar ook van zijn vriendjes: “Waarom hebben jullie een andere kleur? Hoe hebben jullie hem gemaakt?” Eén keer kwam hij huilend thuis omdat de andere kindjes zeiden “dat hij geen mama had”. Dan moet je uitleggen dat iedereen een mama heeft maar dat de zijne in Afrika woont. En zo ontdekten wij al snel dat zijn (helaas voor ons onbekende) biologische ouders sowieso ook deel uitmaakten van ons gezin. En dat we die een plaats moesten geven als we onze zoon gelukkig wilden zien.

‘Echte’ ouders

Vaak gaan de discussies over “het is ons kind en wij willen daar geen vreemde bij”. Men ziet de donor of de biologische ouder als een indringer die het gelukkige gezinsleven zal verstoren. Als de papa(‘s) en/of de mama(‘s) goed voor het kindje zorgen, dan zijn zij toch de echte ouders?

Ja, mijn man en ik zijn de ‘echte’ ouders van onze zoon. En toch is hij nieuwsgierig naar zijn roots. Wordt hij een boomlange basketbalspeler of zal hij eerder een geblokte en gespierde voetballer zijn? In je biologische ouders zie je hoe je zelf oud(er) zal worden. Maar van ons kan hij dat niet krijgen. Van wie heeft hij het karakter mee? Opvoeding doet veel maar er is ook heel wat genetisch vastgelegd. Hij wil dat weten. Niet omdat hij ons als ouders zou verwerpen maar omdat hij zichzelf beter wil kennen. Als vaders vinden we het jammer dat we zijn biologische ouders niet kennen omdat we hem graag die antwoorden zouden geven.

Wijze kinderen

En nee, we zijn niet bang dat hij ons als concurrenten tegen elkaar zou uitspelen. Want zo werkt het niet. Kinderen hebben veel liefde te geef en ze zijn wijzer dan we denken. Het is niet dat je constant over die biologische ouders praat: soms elke avond (omdat hij hoopt daardoor iets later naar bed te mogen), soms maandenlang nauwelijks. Ik heb zelfs het gevoel dat het ‘weten dat het kan’, zorgt voor een intensere band met onze zoon. Als kinderen merken dat jij ze vertrouwen geeft, dan geven ze daar vertrouwen voor terug.

Ik kan me persoonlijk al helemaal niet voorstellen mijn hele leven met zo’n geheim te moeten rondlopen zoals sommige hetero-donorfamilies blijkbaar doen. Met de voortdurende angst voor ontdekking. Omdat een familielid misschien zijn mond voorbijpraat. Of door de nieuwe technologie van DNA-testen en -databanken wereldwijd. Het zorgt voor drama’s. Niet omdat ze te weten komen dat ze je biologische kind niet zijn maar wel omdat je ze heel hun leven iets hebt wijsgemaakt.

Vandaag hebben kinderen volgens de wet niet altijd het recht om hun biologische ouders te kennen. Persoonlijk denk ik dat het beter zou zijn van wel. Voor het kind én voor het wensgezin.

Deze column verscheen op 31 oktober 2017. Je leest de tekst en andere columns van mij over LGBT+ op https://www.zizo-online.be.