Eigenlijk kunnen hetero’s de holebi- en trans-eisen beter verdedigen dan zijzelf. Hetero’s gaan dan namelijk voor de ‘grote principes’, ze worden er zelf niet beter van en zijn daardoor geloofwaardiger. Voilà.

Ik was op een congres in Warschau over LGBTI+rechten toen een Poolse politicus me dit voor de voeten wierp. En om eerlijk te zijn, hij bracht me even van mijn stuk. Zou het? Rijd je alleen voor eigen rekening als je als slachtoffer opkomt tegen discriminatie? Wordt onze vraag naar gelijke rechten voor alle LGBTI+personen vertroebeld door persoonlijk engagement en betrokkenheid?

Niet tevreden met ‘bijna goed’

Of is ons verhaal juist pakkender omdat het gebaseerd is op eigen beleving? Zou het niet kunnen dat wij juist blijven doorgaan omdat we dag in dag uit voelen wat voor invloed zelfs de kleinste discriminatie kan hebben? Als je je hele leven als ‘minder’ behandeld wordt, ben je niet tevreden met ‘bijna goed’, dan ga je voor het volle pakket.

LGBTI+personen overal ter wereld kunnen voor elkaar spreken omdat ze met elkaar verbonden zijn. Zelfs al kennen ze elkaar niet, hebben ze een andere culturele achtergrond of komen ze uit verschillende sociale klassen, toch hebben ze op een zeker moment allemaal voor dezelfde vragen, dilemma’s, keuzes gestaan: “Vertel ik het mijn moeder of niet? En wat als… ?”

Nothing about us, without us

Nothing about us, without us (*). Zo zeggen ze dat krachtig in het Engels. En dat geldt zowel voor de actie van de vrouwenbeweging, het gevecht tegen de achterstelling van mensen met een beperking, de strijd tegen discriminatie van etnisch-culturele minderheden als voor de emancipatie van LGBTI+personen.

Hetero-voortrekkers

Dat betekent natuurlijk niet dat hetero’s geen goede voortrekkers kunnen zijn binnen onze beweging. Er zijn er heel wat die hun nek voor ons uitsteken. Ze waren er gelukkig ook op momenten dat het voor ons te moeilijk was om zelf naar buiten te kunnen komen. Zowel op straat als in de parlementen streden en strijden ze zij aan zij met ons. Waren zij er niet geweest, dan stonden we waarschijnlijk niet waar we nu staan. En daar moeten we dankbaar voor zijn. Maar er is een groot verschil tussen steun geven en het gezicht van dat gevecht voor gelijke rechten zijn. Vraag je gewoon eens af hoe geloofwaardig het zou zijn mochten de vrouwenverenigingen hun eisen alleen door mannen laten verdedigen?

We moeten natuurlijk niet te nauw denken: onze LGBTI+ familie is groter dan we vaak zelf beseffen. Er zijn ook veel hetero’s deel van die familie. Ouders van LGBTI+kinderen hebben voor een stuk dezelfde weg afgelegd als wij. En onze kinderen staan soms letterlijk voor dezelfde dilemma’s. Ook ‘de ouders van’ en ‘de kinderen van’ moeten voortdurend hun coming-out doen. En die is niet noodzakelijk makkelijker dan die van de LGBTI+personen zelf. Ook die coming-out kan grote gevolgen voor hen hebben.

Trots inslikken?

Het voorstel van mijn Poolse collega om hetero’s het woord te laten voeren, kwam er ook uit een (oprechte) zorg de ‘gemiddelde hetero’ niet af te schrikken. Als die mensen zag zoals zichzelf, dan kon het over de kern gaan: gelijke rechten en de strijd tegen discriminatie. Misschien moesten we onze trots even inslikken, maar als we dan meer te zeggen kregen, hadden we uiteindelijk gewonnen. Toch?

Het is een discussie die lijkt op de steeds weerkerende debatten over de ‘schade’ die de Prides met al die halfnaakte, dansende homo’s (waar? waar?) en te uitbundige dragqueens de ‘homozaak’ zouden berokkenen. In de jaren ’70 was er een beweging van (vooral) homomannen in de VS die ook dacht dat ze sneller aanvaard zouden worden als ze zich maar fatsoenlijk, in kostuum en low-profile gedroegen. Het is een tactiek die echter nooit gewerkt heeft.

We zijn niet zoals jullie

Goed, zolang we het imago ophouden van “we zijn juist zoals jullie”, zal er wel een zekere mate van tolerantie getoond worden. Het probleem is echter dat we niet zijn zoals die “jullie”. Als vandaag voor een groot deel van de bevolking het zien van twee kussende mannen nog altijd moeilijk ligt, dan besef je meteen hoe dun dat laagje tolerantie is. We strijden net om dat recht om anders te mogen zijn.

Maar als je vraagt om openheid en om respect, dan kan je die vraag toch niet afzwakken of jezelf gaan vermommen om enkele verstoorde hetero’s te sparen? Mocht je dat doen, dan geef je meteen toe dat er toch iets ongepast is aan dat anders zijn. Onze woordvoerders mogen de ideale schoonzoon of schoondochter uithangen, als ze dat ook echt zijn. Maar net zo goed moeten we Mr. Leather, Jos die Josiane werd, Mo met de vele vriendjes of Dominique die zich niet in een genderhokje laat duwen (en vul gerust aan …), naar voren durven schuiven als onze woordvoerders. Uit principe. Om consequent te zijn.

Bang voor hun carrière

Voor hen die denken dat dit vandaag niet meer nodig is: toen ik enkele jaren geleden als openlijke homo-man staatssecretaris van het Brussels Gewest werd, was er een krant die op zoek ging naar de andere LGBTI+leden van ons hoofdstedelijk parlement. Ze vonden er nog vier (op negenentachtig parlementsleden). Maar geen van hen wou met naam of foto in de krant omdat ze allemaal bang waren dat het hun politieke carrière zou schaden.

Nothing about us, without us. En aanvaard ons zoals we zijn. Het klinkt zo logisch, zo vanzelfsprekend. Maar ook vandaag is het nog niet verworven. Een reden te meer om door te zetten. Happy Pride month!

(*) Het toeval wil dat dit principe net in Polen is ontstaan. In 1505 moest de vorst daar zijn politieke macht overdragen aan een parlement / het volk. Nihil novi, zo werd de wet genoemd naar de uitspraak “Nihil novi nisi commune consensu” wat vrij vertaald zoveel betekent als “Nothing about us, without us”. Mijn Poolse collega had dus eigenlijk beter moeten weten.

Deze column verscheen op 15 april 2017 op Zizo-online.be. Deze en nog meer columns van mij lees je hier: http://zizo-online.be/article/11806