Malika Saissi is de coördinatrice van de vzw Caleidoscoop. Een vzw die binnen het Gemeenschapscentrum De Vaartkapoen vooral met Marokkaanse vrouwen werkt en daar heel wat activiteiten voor organiseert: wekelijks zijn er dan ook tot 200 deelnemers. Als je alle vrouwen bij elkaar zou tellen die jaarlijks aan een of andere evenement, discussieavond of forum deelnemen waar Malika Saissi de drijvende kracht achter is, dan kom je echter wellicht aan een paar duizend participanten. Nochtans is Malika een self-made-dame en lag haar levensweg niet bepaald dik bezaaid met gouden kansen. Ik wou dan ook graag eens met haar praten. Het werd een babbel over emancipatie, Marokkaanse homo’s en de reden waarom ze zich nu al bijna 18 jaar geleden voor die Molenbeekse vrouwen is gaan inzetten.

Malika Saissi: Ik ben er eigenlijk in gerold. Een aantal jaar geleden was ik één van de moeders die geregeld meedeed aan de activiteiten van de schoolopbouwwerking van de Vaartkapoen. We praatten daar over de rol van ouders in de school, over communicatie tussen ouders en kinderen, enzovoort. Dat was best wel interessant maar het was niet genoeg voor de vrouwen die er aan mee deden. Vaak stonden wij nadien nog een uur op straat verder te discussiëren en te praten. Dan ging dat bijna altijd over onze plaats in de maatschappij: welke rol hebben wij als vrouw te spelen, wat konden wij betekenen?

Ik ben dan uiteindelijk naar de Vaartkapoen toegestapt om te vragen of we geen lokaal mochten gebruiken. Dat mocht en toen konden we elkaar dus in wat comfortabeler omstandigheden ontmoeten. Voor ik het wist had ik dertig vrouwen om me heen. Alleen kwamen ze vooral om te eten en te dansen en dat was ik na een jaar toch wel wat beu (lacht). Dus zijn we echte activiteiten gaan organiseren: cursussen Nederlands, informatica maar ook sessies rond identiteit en emancipatie. Zo is Caleidoscoop ontstaan. Intussen zijn er honderden vrouwen die bij ons zijn langs geweest. En pas op, we sparen ze niet hé. We werken geregeld rond ‘gevoelige’ thema’s.

Bruno De Lille: Wat zijn dat dan bijvoorbeeld?

M.S.: Homoseksualiteit of echtscheidingen bijvoorbeeld. Kijk, als ik praat over de situatie in Palestina of over de relatie met de school of over gezondheid, dan is dat allemaal geen probleem. Maar over seksualiteit wordt normaal gezien niet gesproken. Nochtans kan je zo’n thema in je leven niet uit de weg gaan. Je zoon of dochter die uit de kast komt, het kan bij iedereen gebeuren. Maar als je lieve zoon of dochter aan je vertelt dat hij op mannen of zij op vrouwen valt, wat dan? Moet je je kind dan verstoten? Als ik die vraag stel, dan blijft het stil bij de vrouwen die naar onze activiteiten komen. De meerderheid van hen zijn traditioneel opgevoed, vaak zijn ze ook moslim, maar de traditionele antwoorden zijn niet altijd de goede in onze maatschappij hier. Nochtans zijn er heel wat Marokkaanse jongens die ook homo zijn. Dus lok ik daar discussies over uit.

Over vrouwenrechten en vrouwenemancipatie hebben we ook al heel wat gesprekken gehad. Getrouwde vrouwen durven vaak heel weinig. Of mogen heel weinig. Als ik een uitstap of een culturele reis organiseer, zie ik vaak dat de meerderheid van de vrouwen die meegaan gescheiden zijn. De anderen kunnen thuis niet weg. Er is ook veel geweld binnen die gezinnen. Vaak komt dat door de moeilijke economische situatie waarin ze leven. Als de moeder in een bakkerij werkt waar ze onderbetaald wordt, verwacht ze van de dochter van twaalf jaar dat die zorgt dat het huis op orde is. Dat de dochter daarbij nog moet studeren, komt dan op de tweede plaats en dat zorgt voor frustratie. Als er geld te kort is maar de kinderen hebben dure boeken nodig voor school of om te kunnen slagen voor hun examens, dan levert dat spanningen op. Als de man geen werk vindt en zijn vrouw wel, dan heeft hij daar vaak moeite mee. En dus loopt het dikwijls mis in die gezinnen. Er is te weinig levenskwaliteit.

B.D.L.: Maar wat doe je er aan?

M.S.: Je pakt de problemen aan waar je kan. Je benoemt ze en probeert er dan oplossingen voor te vinden. Dat kan natuurlijk niet alleen met vrouwen, vandaar dat we binnen Caleidoscoop nu ook al even met mannen en met jongeren werken. Zo verbeteren we de relaties binnen die gezinnen.

Ook hier evolueren we stap voor stap. Eerst hebben we aparte activiteiten voor mannen en vrouwen georganiseerd. Sommige mensen waren bang dat de vrouwen zouden wegblijven als we ook mannen toelieten. Dus hebben we ze eerst gescheiden gehouden. Intussen hebben we een vrouwenwerking, een mannenwerking én gemengde activiteiten. En ook die gemengde activiteiten zitten vol.

Om eerlijk te zijn : die mannen verschillen niet zo erg van de vrouwen. Ook zij zoeken mensen die ze kunnen vertrouwen. Je moet eerst luisteren, veel luisteren. Als je dat doet, dan geven ze zich bloot en kan je beginnen werken. Wat we meer dan tien jaar geleden deden met de Molenbeekse vrouwen, dat doen we nu opnieuw met hun mannen (lacht).

B.D.L.: Merk je een evolutie? Reageert de derde generatie anders dan de tweede?

M.S.: Natuurlijk is er een evolutie maar de problemen blijven groot. We moeten ons minder en minder bezighouden met alfabetiseringslessen. De mensen die hier geboren zijn, kunnen lezen en schrijven, iets wat voor de eerste generatie niet altijd zo was. Maar er zijn nog altijd heel veel jongeren die hun school niet afmaken. En dikwijls is dat omdat ze met een identiteitscrisis zitten: ze hebben weinig vertrouwen in de Belgische maatschappij omdat ze het gevoel hebben verstoten te worden. Als je voortdurend merkt dat mensen bang van je zijn, dat je scheef bekeken wordt, discotheken niet binnen mag, om de haverklap door de politie gecontroleerd wordt en ga zo maar door… dan is het niet zo vreemd dat je gaat afzetten tegen die omgeving.

Dan zie je dat ze er uit stappen. Ze geven hun school op want dat leidt toch tot niets vinden ze. Ze proberen snel te trouwen omdat ze denken zo hun eigen wereldje te maken waarin ze voor zichzelf zullen kunnen opkomen, een echte man of een echte vrouw zullen zijn. Willen ze wat volgens de regels van de Islam leven, dan is het trouwens de enige manier om ook seksuele contacten te kunnen hebben. Maar eigenlijk is het een vlucht. Het is zo jammer dat dit gebeurt. De politiek heeft daar de bal volledig fout geslagen: men had meteen met die eerste generatie moeten beginnen werken aan hun integratie maar men bleef liever geloven dat al die mensen toch weer zouden vertrekken.

B.D.L.: Veel mensen herleiden die integratie waarover je spreekt, tot assimilatie. Ik denk echter dat het interessanter is als iedereen zijn eigen cultuur blijft beleven en daarbij raakvlakken zoekt met de cultuur van de anderen in Brussel. Liever dan een soort grijs amalgaam na te streven. De uitdaging is dan ervoor te zorgen dat men zich open stelt en niet alleen maar in het eigen groepje blijft hangen.

M.S.: Ik ben het helemaal met je eens. Een identiteit kan volgens mij niet anders dan veelvoudig zijn. Dus moeten we niet streven naar assimilatie maar naar een wederzijds respect. Diversiteit is een rijkdom, daar ben ik echt van overtuigd. Alleen is Brussel een laboratorium, het is een plek die zijn identiteit nog volop aan het construeren is. Ik ken mensen die bang zijn van moslims omdat ze denken dat het allemaal extremisten zijn. Ze vergissen zich natuurlijk en dat is jammer want ze missen op die manier de schoonheid van een hele cultuur. Maar ik ken ook moslims die zich gesloten opstellen: vrouwen die een man bijvoorbeeld geen hand willen geven. Dat vind ik ook fout. Ik zeg tegen hen dat ze eerst moeten proberen goede mensen, goede buren, goede burgers te zijn en dat ze dan automatisch ook wel goede moslims zullen zijn. Je moet je openstellen voor de anderen.

Ik denk dat we mensen opnieuw meer hoop moeten geven. Vergeet niet dat veel van de eerste generatie-migranten hier niet alleen kwamen om te werken maar ook met de hoop op een beter, een vrijer leven. Ze hoopten zich op te werken. Die hoop is bij veel mensen verdwenen. Laten we die opnieuw leven inblazen en bewijzen dat het wel kan.

B.D.L.: Maar hoe dan? Want veel mensen zijn fatalistisch geworden, geloven niet meer dat het kan. Volgens de krant zijn er zelfs jongeren die nu terugkeren naar het land van hun ouders omdat ze denken dat ze daar meer kansen zullen krijgen dan hier.

M.S.: Ik denk dat dit over een minderheid gaat. Bovendien zullen ze merken dat ook daar buitenbeentjes zullen zijn. Dat is het moeilijke: veel mensen staan tussen twee werelden. Maar dat hoeft niet te betekenen dat het niet kan lukken.

Ik ga je een voorbeeld geven: Aïcha kwam op een dag met me praten omdat ze geslagen werd door haar man. Ze zat slecht in haar vel, was een slachtoffer en wist niet van welk hout pijlen te maken. Uiteindelijk scheidt ze van die man, ze komt binnen in mijn bureau en zegt me “ik wil iets doen, ik wil iets maken van mijn leven”. We hebben ze vormingen aangeraden, ze is vrijwilligerswerk gaan doen bij Citizenne, heeft daar mensen leren kennen die zagen hoe goed ze kon coördineren… En vandaag werkt ze in een verantwoordelijke functie bij een Brusselse instelling. Ze heeft haar leven in handen genomen en is nu een sterke, zelfstandige vrouw. Zo’n voorbeelden vind ik prachtig. Dat geeft me zin om verder te doen.

B.D.L.: Wat moet er op politiek vlak gebeuren om je daarbij te helpen?

M.S.: Heel veel verenigingen verzetten bergen: ze luisteren, nemen mensen ernstig, proberen hen te emanciperen. Emancipatie is erg belangrijk: als mensen weten wie ze zijn, sterk in hun schoenen staan, dan kunnen ze zelf hun problemen te lijf gaan. Maar daarvoor moeten we dat middenveld wel genoeg ondersteunen. Jammer genoeg lijkt dat in tijden van crisis niet altijd de eerste prioriteit voor de politiek te zijn.

De overheid zou ook zijn eigen instellingen wat kritischer mogen bekijken. Als ik mensen naar Actiris moet sturen, dan stel ik vast dat ze niet goed opgevolgd worden. Het correct invullen van hun formulier lijkt soms het belangrijkste, van begeleiding of toeleiding op maat is geen sprake. Men probeert de talenten of de kennis van de mensen die voor hen zitten, zelfs niet te ontdekken.

Ik probeer me ver van de politiek te houden maar soms word ik echt boos. Als ik zie hoe sommige mensen honger hebben, koud hebben, het meest levensnoodzakelijke ontberen… Dat is toch niet normaal. Die mensen vragen geen luxe, ze vragen het minimum. Hoe komt het dat onze maatschappij dat niet meer rond krijgt?

B.D.L.: Word je het soms niet beu? Heb je geen zin om Brussel en alle problemen achter je te laten?

M.S.: Ik ben 42 jaar oud en vandaag heb ik de middelen om Brussel te verlaten mocht ik dat willen. Vroeger kon ik dat niet: ik ben geboren in Molenbeek, toen ons gezin eindelijk een sociale woning toegewezen kreeg, zijn we naar Etterbeek verhuisd en jaren later gingen we in Schaarbeek wonen waar mijn vader een huis had kunnen kopen. Hij was de enige Marokkaan in de straat dus de mensen stonden argwanend te kijken toen wij arriveerden. Maar hij liet het niet aan zijn hart komen. Hij kende trouwens maar vier woorden Frans: “merci, au revoir, excusez-moi en à bientôt“. Je kon hem uitschelden, hij zou “merci” gezegd hebben. Hij was zo genereus, werd door iedereen gewaardeerd.

Ik ben in Schaarbeek getrouwd op een zeer traditionele manier. Voor het huwelijk kende ik mijn man zelfs niet en toch zijn we nu al 22 jaar samen. Mijn vader heeft blijkbaar een goede keuze gemaakt want we zijn echt verliefd op elkaar geworden. Ik voelde het een eerste keer toen hij naar Marokko vertrok om zijn stervende vader te bezoeken. Ik miste hem ontzettend en toen wist ik “dit is liefde”. Helaas loopt het in vele andere gevallen wel fout. Mijn man kwam uit Marokko, is tien jaar uitgebuit geweest in een slachthuis en werkt nu bij Viangros. Hij was analfabeet toen hij hier aankwam en heeft altijd zeer hard gewerkt om zowel zijn gezin hier als zijn familie in Marokko te onderhouden.

Ik heb dus nooit veel te kiezen gehad: niet waar ik geboren werd, niet met wie ik trouwde … Maar mijn verleden heeft me wel gemaakt tot wie ik ben. En als ik praat over bepaalde problemen en over de oplossingen voor die problemen, dan beseffen de mensen dat ik weet waarover ik praat. Ik heb het zelf beleefd. Brussel is daar onlosmakelijk mee verbonden. Dus nee, ik ga hier niet weg. Dit is mijn thuis.