Enkele jaren geleden maakten we een familie-uitstapje naar het Afrikamuseum in Tervuren. In één van de zalen stonden menselijke skeletten. Mijn zoon, die toen net had leren lezen, probeerde de Latijnse namen op de bordjes ernaast te ontcijferen. En dus vroeg hij: “Papa, wat betekent Homo Sapiens?”. We legden hem uit dat dat een andere naam was voor ‘de mens’. Hij bekeek ons en zei: “Nu begrijp ik het, jullie zijn de Homo’s en ik ben de Sapiens.”.
Een grapje natuurlijk dat hij zelf nog het leukst van al vond. Maar tegelijk zei hij ons op dat ogenblik ook nog iets anders. Namelijk dat wij dan wel homo konden zijn maar dat hij zich daar niet automatisch in herkende.
Soms vraag ik me af of we daar als LGBT-beweging wel oog genoeg voor hebben. Het gaat dan niet over onze capaciteiten om kinderen op te voeden. We weten uit onderzoek dat we dat meestal prima doen, dat we ons daar geen zorgen over hoeven te maken. Het gaat over hoe we omgaan met de specifieke noden van onze kinderen.
Als ik google op ‘homo’s en kinderen’, dan kom ik terecht op websites over ‘LGBT’s en hun kinderwens’ of op pagina’s over ‘Mijn kind is homo, wat nu?’. Evenementen, denkdagen of verenigingen die werken rond ‘Mijn ouders zijn homo en wat betekent dat voor mij?’ zijn er (bijna) niet te vinden.
Nochtans moeten ook die kinderen voortdurend hun ‘coming-out’ doen. In de klas, bij de scouts, op de sportclub … altijd komt er wel een moment waarop vriendjes of klasgenoten vragen stellen. Elk jaar opnieuw is er de discussie met de meester of juf over het moederdag/vaderdag-cadeau. En hoe reageer je op vakantie als de lokale animator vraagt waar je mama / papa is? Zeg je dan de waarheid of verzin je een verhaaltje?
Ook onze zonen en dochters maken zich zorgen over geweld tegen LGBT’s. Omdat ze zien dat hun ouders al eens uitgescholden worden of niet hand in hand durven lopen. Je zult het maar meemaken dat je beste vriend niet mag komen spelen omdat zijn ouders niet zo homo-minded zijn.
Ze nemen ook vaak een beschermende houding aan: kinderen die piekeren omdat ze negatieve opmerkingen hebben gehoord over hun papa’s of mama’s en dat niet durven delen met die ouders omdat ze bang zijn dat die zich gekwetst gaan voelen. Het is een rol die ze als kind eigenlijk niet zouden moeten krijgen.
Er zijn natuurlijk geen mirakeloplossingen en hoe opener onze maatschappij wordt, hoe makkelijker het ook voor onze kinderen zal zijn. Maar we zijn nog zover niet. Vandaag probeert elk LGBT-gezin daar op zijn manier mee om te gaan, het wiel opnieuw uit te vinden.
Waarom bieden de koepels van holebi- en transverenigingen eigenlijk geen aanbod voor die kinderen om zo onze gezinnen een beetje voor dat vallen en opstaan te behoeden? Dat kan over een facebookpagina gaan, over een terugkerend ontmoetingsmoment, over inhoudelijke evenementen … Laten we een aanzet doen, kansen creëren voor al die kinderen om elkaar te kunnen vinden als ze dat nodig achten.
Er zijn steeds meer kinderen met twee mama’s of twee papa’s en zelfs al zijn ze zelf misschien hetero, zij maken deel uit van onze grote LGBT-beweging. Die beweging zou alleen iets vaker ook hun ‘thuis’ moeten zijn.
Je vindt deze column (en nog een aantal andere columns van mij) op http://www.zizo-magazine.be